Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 9661543 / CV EXPL 22-524)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met een productie (het beroepen vonnis);
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven met producties 1 tot en met 7.
3.De beoordeling
- [geïntimeerde] : Als u wilt kan ik nu de 2 maanden borg voldoen. Dan betaal ik morgen de maand huur. Ik heb een plafond op mijn rekening als veiligheid dus ik kan het totaalbedrag niet in 1 keer overboeken. Als u akkoord gaat maak ik het naar u over. Ik accepteer de woning onvoorwaardelijk en ongezien. Ik ga akkoord met de foto's op marktplaats bij de advertentie.
- (…)
- [appellant] : Dit is nu 100 procent tot u huurt he? Ik ga nu iedereen afbellen Dan is er geen weg terug
- [geïntimeerde] : Yes zeker ik ben de nieuwe huurder
- (…)
- [appellant] : Wanneer wil je intrekken trouwens
- [appellant] : 2e vraag hoelang wil je zelf minimaal zitten?
- (…)
- [geïntimeerde] : Huurcontract mag vanaf 1 maart ingaan hoor. Maar als het kan wil ik graag mijn spullen komende week al overzetten. Anders moet ik ze eerst opslaan (…) Dat is dubbel werk. (…) Ik wil echt onbepaalde tijd de woning huren dus zeker de eerste 10 jaar.
- [appellant] : U krijgt van mij ingaande van morgen huurcontract dan kunt u ook woning binnen treden.
- [geïntimeerde] : Wat fijn zeg erg bedankt
- (…)
- [appellant] : Minimaal contract 3 jaar laten ingaan?
- [geïntimeerde] : Ja super”
- c. [geïntimeerde] heeft op 21 februari 2021 € 1.950,-- aan [appellant] overgemaakt ter zake huur en borgsom.
- d. Op de avond van 22 februari 2021 heeft [geïntimeerde] in aanwezigheid van [appellant] de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] bezichtigd. Dit betrof niet de in de Marktplaatsadvertentie omschreven hoekwoning (gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] ) maar een daarachter gelegen woning.
- e. [geïntimeerde] heeft bij gelegenheid van de bezichtiging een door [appellant] meegebrachte huurovereenkomst voor de huur van de woning aan de [adres 1] ondertekend. In artikel 2 van die huurovereenkomst staat dat de huurovereenkomst is aangegaan voor minimaal drie jaar, ingaande 21 februari 2021, en daarna onder dezelfde voorwaarden wordt verlengd. In de huurovereenkomst staat verder onder meer dat de huur € 1.000,-- per maand bedraagt en dat de borgsom € 1.000,-- bedraagt.
- f. Bij gelegenheid van de ondertekening van de huurovereenkomst heeft [appellant] aan [geïntimeerde] meegedeeld dat zij € 2.450,-- ter zake contractkosten diende te voldoen.
- g. [geïntimeerde] heeft op de dag van de bezichtiging aan [appellant] € 950,-- betaald ter zake huur.
- h. Op 23 februari 2021 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] € 2.450,-- overgemaakt ter zake “contractkosten”. Per WhatsAppbericht heeft [geïntimeerde] op de ochtend van 23 februari 2021 aan [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
- primair een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] de huurovereenkomsten buitengerechtelijk heeft vernietigd omdat deze onder invloed van bedreiging en/of bedrog tot stand zijn gekomen, en veroordeling van [appellant] om wegens onverschuldigde betaling € 5.350,-- aan [geïntimeerde] terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente;
- subsidiair een verklaring voor recht dat de huurovereenkomsten ten gevolge van de opzegging door [geïntimeerde] zijn geëindigd per 1 juni 2021, met veroordeling van [appellant] om wegens onverschuldigde betaling aan [geïntimeerde] € 2.450,-- terug te betalen;
“de achterstallige huur van 11 maanden, onder verrekening van de reeds ontvangen borg en betalingen, in totaal € 8.100,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening”, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
- primair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] de huurovereenkomsten buitengerechtelijk heeft vernietigd, dan wel vernietiging van die overeenkomsten door de rechter;
- subsidiair: ontbinding van de huurovereenkomsten, met bepaling dat [geïntimeerde] is bevrijd van haar betalingsverplichting;
- naar het hof begrijpt primair en subsidiair: veroordeling van [appellant] tot terugbetaling van het door [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 5.350,--, vermeerderd met wettelijke rente;
- meer subsidiair: een verklaring voor recht dat de huurovereenkomsten ten gevolge van de opzegging door [geïntimeerde] zijn geëindigd per 1 juni 2021, met veroordeling van [appellant] om wegens onverschuldigde betaling aan [geïntimeerde] € 2.450,-- terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente;
- Het verzet is tijdig ingesteld (rov. 2.2).
- De Nederlandse rechter is bevoegd om van het geschil kennis te nemen (rov. 2.3).
- Op de door partijen ingestelde vorderingen is Nederlands recht van toepassing (rov. 2.4).
- Het staat vast dat partijen een overeenkomst ter zake de huur van de woning hebben gesloten en dat [geïntimeerde] in totaal € 5.350,-- aan [appellant] heeft betaald (rov. 2.5).
- De stelling van [geïntimeerde] dat de huurovereenkomst onder invloed van bedreiging althans bedrog althans dwaling althans misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen, moet worden verworpen (rov. 2.8 tot en met 2.11).
- [appellant] heeft de sleutel van de woning niet bij aanvang van de huur op 21 februari 2021 aan [geïntimeerde] ter beschikking gesteld. [appellant] is daarom tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De datum 21 februari 2021 betrof een fatale termijn in de zin van artikel 6:83 sub a BW. De vordering van [geïntimeerde] tot ontbinding van de huurovereenkomst is daarom toewijsbaar (rov. 2.12).
- Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, zodat de huurovereenkomst wordt ontbonden per de datum van dit vonnis. [appellant] en [geïntimeerde] zijn daardoor bevrijd van hun verbintenissen uit de huurovereenkomst, en er ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen voor de ontvangen prestaties. Aan [geïntimeerde] is geen huurgenot verschaft. Zij hoeft dus niets te betalen. [appellant] moet het door hem ontvangen bedrag van € 5.350,-- aan [geïntimeerde] terugbetalen (rov. 2.13).
- De vordering van [geïntimeerde] ter zake buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar (rov. 2.16).
- Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden en partijen daardoor bevrijd zijn van hun prestaties, is de eis in reconventie van [appellant] niet toewijsbaar (rov. 2.17).
- Het verstekvonnis moet worden vernietigd omdat de verklaring voor recht over de vernietiging van de huurovereenkomst niet toewijsbaar is (rov. 2.18).
- [appellant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld (rov. 2.19).
- het verstekvonnis van 24 november 2021 vernietigd;
- de huurovereenkomst ontbonden;
- [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] € 5.350,-- te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente zoals in het vonnis vermeld;
- [appellant] in de proceskosten van het geding in conventie veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente zoals in het vonnis vermeld;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
- afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie
- toewijzing van de vordering van [appellant] in reconventie;
- een huurovereenkomst met daarin een huurprijs van € 1.000,-- per maand;
- een huurovereenkomst met daarin een huurprijs van € 750,-- per maand, die er uitsluitend toe diende dat [geïntimeerde] huurtoeslag zou kunnen aanvragen, wat bij de overeengekomen huurprijs van € 1.000,-- niet mogelijk was.
- de vorderingen in conventie geheel of ten dele moeten worden afgewezen;
- de vordering in reconventie geheel of ten dele moet worden toegewezen;
- op 23 februari 2021 aan [appellant] € 2.450,-- overgemaakt ter zake “contractkosten”, en per WhatsAppbericht van die datum aan [appellant] meegedeeld dat zij de betreffende betaling heeft voldaan;
- op 24 februari 2021 per WhatsAppbericht aan [appellant] onder meer gevraagd of de sleutel onder de kliko ligt en meegedeeld dat zij die week al wil beginnen met het “overzetten” van een paar spullen.
- op 21 februari 2021 € 1.000,-- als borgsom en € 950,-- als huur;
- op 22 februari 2021 € 950,-- als huur;
- op 23 februari 2021 € 2.450,-- ter zake contractkosten.
4.De uitspraak
- de vernietiging van het tussen partijen onder zaaknummernummer 9532137 /CV EXPL 21-5234 gewezen verstekvonnis van 24 november 2021;
- de veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het geding in conventie;
- verklaart voor recht dat de huurovereenkomst ten gevolge van de opzegging door [geïntimeerde] is geëindigd per 1 juni 2021;
- veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] € 1.550,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 november 2021;
- compenseert de proceskosten van het geding in reconventie tussen de partijen, aldus dat elke partij de eigen proceskosten moet dragen;