ECLI:NL:HR:2012:BV1420
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- P. Lourens
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van dividendbelasting en vergoeding van heffingsrente door een Spaanse vennootschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggaaf van dividendbelasting en de vergoeding van heffingsrente. De zaak betreft een Spaanse vennootschap, hierna 'belanghebbende', die in de jaren 2003 tot en met 2005 dividenduitkeringen heeft ontvangen van een in Nederland gevestigde naamloze vennootschap. De Inspecteur had het verzoek van belanghebbende om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting niet-ontvankelijk verklaard. Na bezwaar en een ongegrondverklaring door de Rechtbank te Breda, heeft het Hof te 's-Hertogenbosch de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de Inspecteur opgedragen tot teruggaaf van dividendbelasting, inclusief heffingsrente. Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën hebben cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de Europese regelgeving inzake belastingheffing in het kader van dividenduitkeringen betrokken. De artikelen 56 en 58 van het EG-verdrag verbieden een ongelijke behandeling van dividenden die aan vennootschappen in andere EU-lidstaten worden uitgekeerd. De Hoge Raad oordeelde dat belanghebbende, als vennootschap die onderworpen is aan de Spaanse vennootschapsbelasting, recht heeft op een gelijke behandeling als een in Nederland gevestigde vennootschap. Dit houdt in dat belanghebbende aanspraak kan maken op teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting en vergoeding van heffingsrente.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. De Hoge Raad heeft de teruggaven van dividendbelasting vastgesteld op € 2.011.089,20 voor 2003, € 2.681.452,26 voor 2004 en € 3.351.815,33 voor 2005, wat in totaal neerkomt op € 8.044.356,79. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1311 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.