ECLI:NL:HR:2012:BU8789
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Feitelijk leidinggeven aan bedrieglijke bankbreuk door rechtspersonen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1970, was financieel directeur van de rechtspersonen [A] B.V. en [B] B.V. en werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan bedrieglijke bankbreuk. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de administratie van de failliete vennootschappen en dat hij niet had voldaan aan de verplichting om de administratie aan de curator te overhandigen. De verdachte had aangevoerd dat de administratie op kantoor was achtergebleven, maar het Hof oordeelde dat dit niet afdeed aan zijn verantwoordelijkheid. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de bedrieglijke bankbreuk. De Hoge Raad vernietigde echter de opgelegde gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, vanwege overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De straf werd verminderd tot negen maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en feitelijk leidinggevenden binnen rechtspersonen, vooral in faillissementszaken.