ECLI:NL:HR:2012:BT2199
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof over de vennootschapsbelasting en de plaats van feitelijke leiding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 opgelegd aan X Holding B.V. (hierna: belanghebbende). De Inspecteur had de aanslag na bezwaar gehandhaafd, maar de Rechtbank te Breda verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de aanslag. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarna de Staatssecretaris in cassatie ging. De kern van het geschil betreft de vraag waar de feitelijke leiding van belanghebbende zich bevond in het licht van het Belastingverdrag Nederland-België van 19 oktober 1970.
Het Hof oordeelde dat de plaats van werkelijke leiding van belanghebbende in 1999 in België lag, waar de directeur-enig aandeelhouder woonde. Dit oordeel was gebaseerd op de beoordeling van de feiten en omstandigheden, waarbij het Hof de stelling van de Inspecteur verwierp dat de bewijslast bij belanghebbende lag. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De Hoge Raad oordeelde dat de plaats van feitelijke leiding van de moedermaatschappij bepalend is voor het inwonerschap in de zin van het Verdrag, en dat de plaats van feitelijke leiding van de dochtermaatschappij niet relevant is voor de beoordeling van het inwonerschap van de moedermaatschappij.
De Hoge Raad veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten, vastgesteld op € 491,63 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 3 februari 2012 en is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.