ECLI:NL:HR:2011:BT7571

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01100
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieprocedure inzake voortzetting van procedure volgens regels dagvaardingsprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingeleid door [verzoeker] tegen de Gemeente Den Haag. De procedure betreft een verzoekschrift in cassatie dat voortvloeit uit een eerdere procedure waarin de Gemeente [verzoeker] had aangesproken tot betaling van een geldbedrag. De kantonrechter te 's-Gravenhage had op 12 maart 2009 in het voordeel van de Gemeente beslist, waarna [verzoeker] in hoger beroep ging bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof deed op 14 juli 2009 en 7 december 2010 uitspraak, waarbij het laatste arrest de aanleiding vormde voor het cassatieberoep van [verzoeker].

De Hoge Raad heeft in zijn beschikking geoordeeld dat [verzoeker] de procedure in cassatie had moeten voortzetten volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, in plaats van het indienen van een verzoekschrift. De Advocaat-Generaal M. Wesseling-van Gent had in zijn conclusie geadviseerd om de procedure voort te zetten volgens de dagvaardingsregels en om een roldatum te bepalen. De Hoge Raad heeft dit advies gevolgd en bepaald dat de zaak op 11 november 2011 zal worden uitgeroepen ter rolzitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer. Tevens is [verzoeker] opgedragen om de Gemeente bij exploot aan te zeggen, met inachtneming van de geldende vormvoorschriften voor dagvaarding in cassatie.

De beschikking van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in cassatiezaken en bevestigt dat de regels van de dagvaardingsprocedure van toepassing zijn in deze context. De Gemeente heeft geen verweerschrift ingediend, wat de procedure verder heeft beïnvloed. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

14 oktober 2011
Eerste Kamer
11/01100
EV
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: [verzoeker],
t e g e n
DE GEMEENTE DEN HAAG,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 798137/08-25687 van de kantonrechter, rechtbank 's-Gravenhage van 12 maart 2009;
b. de arresten in de zaak 200.035.217/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 juli 2009 en 7 december 2010.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 7 december 2010 heeft [verzoeker] bij verzoekschrift beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal .M. Wesseling-van Gent strekt ertoe dat de Hoge Raad beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, voorts een roldatum bepaalt en [verzoeker] beveelt de Gemeente tegen die datum op te roepen bij een exploot dat aan alle vereisten voldoet.
3. Beoordeling van de wijze waarop de procedure in cassatie is ingeleid
De Gemeente heeft bij dit geding inleidende dagvaarding gevorderd [verzoeker], kort gezegd, te veroordelen tot betaling van een geldbedrag. Nu [verzoeker] van het vonnis van de kantonrechter, waarin de vordering van de Gemeente is toegewezen, bij dagvaarding in hoger beroep is gegaan en het hof bij arrest uitspraak heeft gedaan, had [verzoeker], ingevolge art. 407 lid 1 Rv., het beroep in cassatie bij dagvaarding dienen in te stellen.
De Hoge Raad zal als volgt beslissen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
bepaalt dat de zaak zal worden uitgeroepen ter rolzitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer van 11 november 2011;
beveelt [verzoeker] om de Gemeente bij exploot, met inachtneming van de voor dagvaarding in cassatie geldende vormvoorschriften, aan te zeggen dat de zaak op die zitting van de Hoge Raad zal worden uitgeroepen, en haar daarbij het verzoekschrift in cassatie en de onderhavige beschikking te doen betekenen.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.C. van Oven als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 14 oktober 2011.