ECLI:NL:HR:2011:BT7571
Hoge Raad
- Cassatie
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatieprocedure inzake voortzetting van procedure volgens regels dagvaardingsprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingeleid door [verzoeker] tegen de Gemeente Den Haag. De procedure betreft een verzoekschrift in cassatie dat voortvloeit uit een eerdere procedure waarin de Gemeente [verzoeker] had aangesproken tot betaling van een geldbedrag. De kantonrechter te 's-Gravenhage had op 12 maart 2009 in het voordeel van de Gemeente beslist, waarna [verzoeker] in hoger beroep ging bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof deed op 14 juli 2009 en 7 december 2010 uitspraak, waarbij het laatste arrest de aanleiding vormde voor het cassatieberoep van [verzoeker].
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking geoordeeld dat [verzoeker] de procedure in cassatie had moeten voortzetten volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, in plaats van het indienen van een verzoekschrift. De Advocaat-Generaal M. Wesseling-van Gent had in zijn conclusie geadviseerd om de procedure voort te zetten volgens de dagvaardingsregels en om een roldatum te bepalen. De Hoge Raad heeft dit advies gevolgd en bepaald dat de zaak op 11 november 2011 zal worden uitgeroepen ter rolzitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer. Tevens is [verzoeker] opgedragen om de Gemeente bij exploot aan te zeggen, met inachtneming van de geldende vormvoorschriften voor dagvaarding in cassatie.
De beschikking van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in cassatiezaken en bevestigt dat de regels van de dagvaardingsprocedure van toepassing zijn in deze context. De Gemeente heeft geen verweerschrift ingediend, wat de procedure verder heeft beïnvloed. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.