ECLI:NL:HR:2011:BT5842
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over grondwaterbelasting en vrijstelling bij onttrekking van grondwater
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de grondwaterbelasting die aan belanghebbende, een B.V. die een inrichting voor koude- en warmteopslag beheert, is opgelegd over de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat belanghebbende het in de vergunning toegestane maximum van 69.000 m3 grondwater per jaar had overschreden. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de daarbij opgelegde boete, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank en de eerdere uitspraken op bezwaar vernietigde. De Minister van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad stelt vast dat de vergunning die aan belanghebbende was verleend, specifieke voorwaarden bevatte met betrekking tot de hoeveelheden grondwater die onttrokken mochten worden. De Hoge Raad concludeert dat de jaarlijkse hoeveelheden water waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, niet zijn geïnfiltreerd in overeenstemming met de voorwaarden van de vergunning. Hierdoor is de vermindering van belasting, zoals bedoeld in de Wet belastingen op milieugrondslag, niet van toepassing. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest benadrukt het belang van de vergunningseisen die zijn gesteld in de Grondwaterwet en de consequenties van het overschrijden van deze voorwaarden voor de belastingheffing. De Hoge Raad wijst erop dat de vrijstelling van belasting niet kan worden toegepast als de onttrekking van grondwater niet binnen de grenzen van de verleende vergunning valt. De uitspraak heeft implicaties voor andere gevallen waarin vergunningen voor grondwateronttrekking zijn verleend en de naleving van de voorwaarden daarvan essentieel is voor belastingvoordelen.