ECLI:NL:HR:2011:BT2681
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep en verontschuldigbare termijnoverschrijding in strafzaak
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte, die niet verschenen was op de zitting van de Politierechter op 14 augustus 2009. De verdachte had een verzoek ingediend om de zaak opnieuw te mogen behandelen, omdat zijn vriendin op dat moment in het ziekenhuis was opgenomen en hun kind kort daarna was overleden. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende gemotiveerd heeft beslist over de verontschuldigbaarheid van de termijnoverschrijding voor het instellen van het hoger beroep. De verdachte had op 11 september 2009 hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk omdat dit na de wettelijke termijn van veertien dagen was. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter verplicht is om een uitdrukkelijke en gemotiveerde beslissing te geven als er een verweer wordt gevoerd over de verontschuldigbaarheid van de termijnoverschrijding. De zaak illustreert de noodzaak van zorgvuldige procesvoering en de bescherming van de rechten van de verdachte in strafzaken.