ECLI:NL:HR:2011:BR3054

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01174
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur onbebouwde onroerende zaak en ontruimingsvordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een ontruimingsvordering met betrekking tot een onbebouwde onroerende zaak. De eiser, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 17 januari 2008 en een eerder arrest van het hof van 17 november 2009. De Gemeente Den Haag was de verweerder in cassatie en had geconcludeerd tot verwerping van het beroep van de eiser. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende middelen en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die ook tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

14 oktober 2011
Eerste Kamer
10/01174
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. C.J. Dreef,
t e g e n
DE GEMEENTE DEN HAAG,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 656882/07-7443 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 17 januari 2008;
b. het arrest in de zaak 200.005.175/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 november 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere
motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 14 oktober 2011.