1 Rov. 3.1 t/m 3.10 van het arrest van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van 30 november 2010.
2 Zie bijvoorbeeld HR 20 februari 1998, LJN ZC2595, NJ 1998/740 m.nt. PAS; HR 24 december 1993, LJN ZC1198, NJ 1994/215; HR 3 december 2004, LJN AR4783, WR 2005/14.
3 Zie A-G Huydecoper, conclusie sub 7 voor HR 14 oktober 2011, LJN BR3054, RvdW 2011/1254 (81 RO); T&C Huurrecht (H.J. Rossel) art. 290, aant. 3.a.
4 Zie HR 20 februari 1998 (reeds genoemd); HR 2 oktober 1981, LJN AG4239, NJ 1982/186 m.nt. PAS; HR 4 mei 1979, LJN AB7309, NJ 1979/509 m.nt. PAS; GS Huurrecht (H.E.M. Vrolijk), art. 7:290 BW, aant. 23, 25 en 81; Asser-Abas 5-IIA, nr. 255; R.A. Dozy, Y.A.M. Jacobs, Hoofdstukken huurrecht, [Deventer:] Gouda Quint 1999, p. 378-379; M.F.A. Evers, Huurrecht bedrijfsruimte, Deventer: Kluwer 2011, p. 17-20; G.M. Kerpestein, Huurrecht bedrijfsruimte, Den Haag: Sdu uitgevers 2012, p. 433-434; A.R. de Jonge, Huurrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009, p. 302.
5 Zie voor enige toepassingen Hof Leeuwarden 14 juni 2011, LJN BR6642, JIN 2011/541, Prg. 2011/173 (NS verhuurt een stuk onbebouwde grond aan Esso en geeft bij nadere overeenkomst toestemming voor de realisatie van een tankstation in ruil voor een variabele aanvullende vergoeding per liter verkochte brandstof); Hof 's-Hertogenbosch 28 september 2010, LJN BN9372, JIN 2010/852 (BP verhuurt grond aan particulier en geeft toestemming om daarop te bebouwen en dat te exploiteren als tankstation); Hof Amsterdam 20 maart 2003, LJN AN8871, WR 2003/70 (verhuur van grond bestemd als 'leertuin voor arbeidsgewenners' waarop nadien een klein gebouwtje wordt geplaatst); Hof 's-Hertogenbosch 12 februari 2003, LJN AN8867, WR 2003/69 m.nt. J.M. Heikens (verhuur grond bestemd als standplaats voor de verkoop van visproducten); Rb. Middelburg 6 november 2003, LJN AN8334, WR 2004/24 (NS verhuurt grond en geeft toestemming aan huurder om een loods te plaatsen voor de opslag van marktgoederen).
6 Zie hiervoor bij 1.2 alsmede de cassatiedagvaarding op p. 16 (voorlaatste alinea).
7 Zie voor enige toepassingen Hof 's-Gravenhage 9 februari 2010, LJN BM2456, NJF 2010/342, RVR 2010/72 (gemeente verhuurt een stuk grond en geeft toestemming aan huurder om kiosk te bouwen; de kiosk wordt door de eerste huurder overgedragen aan de opvolgende huurder); Ktr. Middelburg 21 maart 2005, AT7239, WR 2005/60 (verhuur ligplaats met drie pontons; het daarop gerealiseerde coffeeshop/petit-restaurant is door de vorige huurder verkocht aan de nieuwe huurder). Of in Hof Amsterdam 10 juni 2004, LJN AR2100, WR 2004/283 (verhuur grond bestemd voor de exploitatie van een snackbar) de snackbar reeds aanwezig was, wordt uit het arrest niet duidelijk.
8 Zie ook Kerpestein, a.w., p. 434, 453-454.
9 Zie T&C Huurrecht (H.J. Rossel), art. 290, aant. 4.d; GS Huurrecht (H.E.M. Vrolijk), art. 7:290 BW, aant. 53; Kerpestein, a.w., p. 453.
10 Ik verwijs kortheidshalve naar de conclusie van A-G Huydecoper vóór HR 23 december 2011, LJN BU4971, RvdW 2012/40, waarin hij de ratio van art. 7:290 BW nogmaals bespreekt en aandacht vraagt voor de kritiek op de wijze waarop de wetgever de te beschermen groep van bedrijven heeft afgebakend.
11 In zijn conclusie sub 10 voor HR 16 juni 1995, LJN ZC1760, NJ 1995/705 m.nt. PAS heeft A-G Hartkamp overigens gewaarschuwd voor ontduikingsconstructies.
12 Indien sprake is van een gemengde huurovereenkomst, gelden eigen verwijzingsregels naar het toepasselijke rechtsregime. Zie bijvoorbeeld F.C. Borst, Gemengde overeenkomsten met een huurelement en gemengde huurovereenkomsten, WR 2004, p. 57 e.v.
13 "Indien een overeenkomst de kenmerken bevat van huur en verhuur van bedrijfsruimte en tevens van enige andere soort van overeenkomst, zullen zowel de bepalingen betreffende huur en verhuur van bedrijfsruimte als die betreffende die andere soort van overeenkomst van toepassing zijn; in geval van strijd tussen deze bepalingen zullen die omtrent huur en verhuur van bedrijfsruimte van toepassing ziin."
14 In de literatuur worden daarbij enige voorzichtige kanttekeningen geplaatst. Ten eerste, omdat de voorrangsregel van artikel 1624 (oud) niet zo duidelijk tot uitdrukking komt in artikel 6:215 BW. Ten tweede, omdat artikel 6:215 BW ziet op de samenloop van twee benoemde overeenkomsten. Zie bijvoorbeeld Borst, a.w., p. 66; Evers, a.w., p. 31-32.
15 Zie ook de s.t. zijdens NS nrs. 30-31.
16 Zie ook GS Huurrecht (H.E.M. Vrolijk), art. 7:290 BW, aant. 14; Kerpestein, a.w., p. 453-454; Evers, a.w., p. 30, 35-36.
17 Zie ook Evers, a.w., p. 35; Kerpestein, a.w., p. 453-454; A.M. Kloosterman, H.J. Rossel, J.P. van Stempvoort, Hoofdlijnen in het huurrecht met vragen en antwoorden, Deventer: Kluwer 2011, p. 31-33; R.A. Dozy, Y.A.M. Jacobs, a.w., p. 8; H.J. Rossel, Huurrecht algemeen, Deventer: Kluwer 2011, p. 11.
18 Vgl. ook HR 31 mei 1991, LJN AD1431, NJ 1991/678 (Bloemert/Supergas). Een overeenkomst waarbij de eigenaar het genot verschaft van een stuk grond en de wederpartij verplicht wordt tot bouw en exploitatie daarop van benzinestation en tot betaling van een gulden per jaar en een aan de omzet van het station gerelateerde provisie. Behoudens bijzondere omstandigheden, moet worden aangenomen dat het vaste bedrag van een gulden per jaar en de overige door Supergas verrichte en te verrichten prestaties de prijs vormen voor de verschaffing van het genot van de grond, dat deze verschaffing niet een te verwaarlozen element is en dat de overeenkomst dus als een overeenkomst van huur en verhuur van de grond is aan te merken.
19 Het hof heeft deze omstandigheid niet vastgesteld. Het middel geeft niet aan - waar uit de stukken van het geding in feitelijke instanties blijkt - dat [eiser] deze omstandigheid aan zijn standpunt ten grondslag heeft gelegd, zodat het in zoverre feitelijke grondslag mist. Deze omstandigheid strookt evenmin met het gestelde op p. 16 (voorlaatste alinea) van de cassatiedagvaarding.
20 Kantonrechter noch hof hebben de artikelen 7 en 9 van de huurovereenkomst van 31 mei 1985 aan hun oordeel ten grondslag gelegd. Het middel geeft niet aan - waar uit de stukken van het geding in feitelijke instanties blijkt - dat [eiser] deze bepalingen aan zijn standpunt ten grondslag heeft gelegd, zodat het in zoverre feitelijke grondslag mist.
21 Het middel wijst op twee vindplaatsen in de gedingstukken: de inleidende dagvaarding onder 3 en 4 en de MvA tevens incidenteel appel van NS van 12 januari 2010, onder 31 (ik neem aan dat is bedoeld nr. 29; A-G).
22 Aldus bijvoorbeeld HR 20 februari 2004, LJN AO1427, NJ 2005/493 m.nt. Du Perron, rov. 4.5.
23 Vgl. de reeds genoemde arresten Hof 's-Gravenhage 9 februari 2010, LJN: BM2456, NJF 2010/342, Hof 's-Hertogenbosch 12 februari 2003 en Hof Amsterdam 10 juni 2004, WR 2004/283.