ECLI:NL:HR:2011:BQ7311
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet tijdig voldaan griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker tot cassatie had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, maar had het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken diende het griffierecht binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift in cassatie, dus uiterlijk op 7 maart 2011, bijgeschreven te worden op de rekening van de Hoge Raad of ter griffie te worden gestort. Aangezien dit niet was gebeurd, heeft de Hoge Raad de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte primair tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, en subsidiair tot verwerping van het beroep. De advocaat van de verzoeker heeft gereageerd op deze conclusie, maar deze reactie kwam meer dan twee weken na de conclusie binnen bij de Hoge Raad, waardoor deze terzijde is gelegd. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verzoeker niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, wat leidde tot de beslissing om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten in het civiele recht en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen voor de ontvankelijkheid van rechtsmiddelen.