ECLI:NL:HR:2011:BQ7311

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00648
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet tijdig voldaan griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker tot cassatie had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, maar had het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken diende het griffierecht binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift in cassatie, dus uiterlijk op 7 maart 2011, bijgeschreven te worden op de rekening van de Hoge Raad of ter griffie te worden gestort. Aangezien dit niet was gebeurd, heeft de Hoge Raad de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte primair tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, en subsidiair tot verwerping van het beroep. De advocaat van de verzoeker heeft gereageerd op deze conclusie, maar deze reactie kwam meer dan twee weken na de conclusie binnen bij de Hoge Raad, waardoor deze terzijde is gelegd. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verzoeker niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, wat leidde tot de beslissing om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten in het civiele recht en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen voor de ontvankelijkheid van rechtsmiddelen.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
11/00648
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 367654/HA RK 10-284, wrakingsnummer 2010/11, van de wrakingskamer van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 juni 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.072.954/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 november 2010.
De beschikking van het gerechtshof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het gerechtshof heeft [verzoeker] bij verzoekschrift, ter griffie van de Hoge Raad ingediend op 7 februari 2011, beroep in cassatie ingesteld.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt primair tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het niet tijdig voldaan zijn van het in cassatie verschuldigde griffierecht en subsidiair tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 6 juni 2011 op die conclusie gereageerd. Nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie was genomen, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv., bij de Hoge Raad is ingekomen, heeft de Hoge Raad deze brief terzijde gelegd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Ingevolge art. 3 lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken had [verzoeker] ervoor moeten zorgen dat het in cassatie verschuldigde griffierecht binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift in cassatie, dus uiterlijk op 7 maart 2011, werd bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie werd gestort.
3.2 Het door [verzoeker] verschuldigde griffierecht is niet binnen deze termijn bijgeschreven of gestort. [Verzoeker] dient derhalve ingevolge art. 282a lid 2 in verbinding met art. 427b Rv. niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.