ECLI:NL:PHR:2012:BV2020
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen faillietverklaring en griffierechten in civiele zaken
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van Atrecht Holding BVBA en/of Atrecht Holding B.V. tegen de Coöperatieve Rabobank Noord Oost Veluwe U.A. De Hoge Raad behandelt de kwestie van het niet tijdig voldoen van het griffierecht door de verzoekster. De rechtbank had eerder het faillissement van Atrecht Holding B.V. uitgesproken op verzoek van de Rabobank. Na verzet van Atrecht Holding B.V. heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard. Het gerechtshof te Leeuwarden bekrachtigde deze vonnissen in hoger beroep.
De verzoekster heeft een cassatieberoep ingesteld, maar het griffierecht is niet tijdig voldaan. De Hoge Raad stelt vast dat de heffing van griffierechten een beperking van het recht op toegang tot de rechter met zich meebrengt, maar dat deze beperking niet in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zolang het recht in zijn kern niet wordt aangetast. De Hoge Raad concludeert dat er geen bewijs is dat de verzoekster niet in staat is het griffierecht te voldoen, bijvoorbeeld door bijdragen van belanghebbenden.
Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad de verzoekster niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep, omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verzoekster niet ontvankelijk moet worden verklaard, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. De zaak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in civiele procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.