ECLI:NL:HR:2011:BQ3181

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03503 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onvolledigheid processtukken en rechtmatigheid van beslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij de klaagster, vertegenwoordigd door mr. C. Wendenburg, een klaagschrift indiende op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad behandelt de klacht van de klaagster dat de processtukken onvolledig zijn. De Hoge Raad oordeelt dat de raadsman binnen de gestelde termijn een verzoek om aanvulling had moeten indienen, wat niet is gebeurd. Dit leidt tot de conclusie dat het middel faalt, omdat er geen bewijs is dat de raadsvrouwe een verzoek heeft ingediend voor de ontbrekende processen-verbaal.

Daarnaast wordt er een tweede middel behandeld, waarin de klaagster aanvoert dat de Rechtbank zich niet heeft uitgesproken over de rechtmatigheid van het beslag. De Hoge Raad stelt vast dat het klaagschrift geen stelling bevat die deze klacht ondersteunt, waardoor ook dit middel faalt. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep en bevestigt de beschikking van de Rechtbank.

De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken op 7 juni 2011.

Uitspraak

7 juni 2011
Strafkamer
nr. 10/03503 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 18 juni 2010, nummer RK 10/558, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. C. Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel strekt ten betoge dat zich bij de op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken niet bevinden de processen-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 14 mei 2010 en 18 juni 2010 en evenmin de bij de behandeling in raadkamer van 18 juni 2010 overgelegde pleitnota.
2.2. Een raadsman die bevindt dat de processtukken niet volledig zijn, moet binnen de in art. 447, vijfde lid, Sv genoemde termijn schriftelijk een verzoek om aanvulling indienen bij de rolraadsheer (vgl. art. IV lid 3 van het Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad 2008, Stcrt. 147). In het onderhavige geval is niet gebleken dat de raadsvrouwe met betrekking tot de processen-verbaal een dergelijk verzoek heeft ingediend.
2.3. Voor zover het middel de klacht bevat dat de bij de behandeling in raadkamer van 18 juni 2010 overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken bevindt, mist het feitelijke grondslag. Naar aanleiding van een door de raadsvrouwe op de voet van voormeld art. IV lid 3 gedaan verzoek tot aanvulling van de processtukken in zoverre, is bedoelde pleitnota alsnog aan de Hoge Raad toegezonden.
2.4. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank zich niet heeft uitgelaten over de rechtmatigheid van het beslag, hoewel in het klaagschrift de rechtmatigheid van de inbeslagneming is betwist.
3.2. Het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag, aangezien het op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden klaagschrift een stelling als in het middel bedoeld, niet inhoudt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2011.