ECLI:NL:RBROT:2017:1181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
C/10/520191 / KG ZA 17-107
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot opheffing van strafrechtelijk conservatoir beslag door de voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen X Force Services B.V. en de Staat der Nederlanden. X Force Services, een uitzendbureau met circa 300 werknemers, had een vordering ingesteld om het door de Staat gelegde strafrechtelijk conservatoir beslag op haar bankrekeningen en bedrijfsvoertuigen op te heffen. Dit beslag was gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijk wederrechtelijk verkregen voordeel. X Force Services stelde dat het beslag haar in een noodtoestand bracht, waardoor het onmogelijk werd om salarissen aan haar personeel te betalen, en dat zij dringend € 500.000,00 nodig had om aan haar verplichtingen te voldoen.

De Staat voerde verweer en stelde dat er een andere rechtsgang openstond, namelijk de klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv, en dat er geen sprake was van bijzondere spoedeisende omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat X Force Services ontvankelijk was in haar vordering, maar dat de vordering inhoudelijk moest worden afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later een betalingsverplichting zou opleggen aan X Force Services, en dat de beslagen niet disproportioneel waren. De vordering van X Force Services werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de Staat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/520191 / KG ZA 17-107
Vonnis in kort geding van 8 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
X FORCE SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. B. Coskun,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. I.C. Engels.
Partijen zullen hierna X Force Services en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 6 februari 2016;
  • de overgelegde producties (waaronder een klaagschrift ex artikel 552a Sv met producties, van X Force Services van 3 februari 2017);
  • het e-mailbericht met producties van de Staat van 6 februari 2017;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota, met producties, van de Staat.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
X Force Services is een uitzendbureau dat gericht is op het aanbieden van personeel in de steigerbouw. X Force Services heeft circa 300 werknemers in dienst.
2.2.
Op 31 januari 2017 is in het kader van een strafrechtelijk onderzoek door de Staat strafrechtelijk conservatoir beslag gelegd op contanten en tegoeden op bankrekeningen van X Force Services en op vorderingen van X Force Services op derden.
2.3.
Op 1 februari 2017 is tevens strafrechtelijk conservatoir beslag gelegd op bedrijfsvoertuigen van X Force Services met de kentekens [kenteken1] , [kenteken2] en
[kenteken3] .

3.Het geschil

3.1.
X Force Services vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de Staat te veroordelen om per direct alle gelegde (derden) beslagen, te weten op:
  • de bankrekeningen met rekeningnummers [bankrekening1] met een bedrag van € 94.190,86 en op [bankrekening2] met een bedrag van € 12.500,00;
  • onder (i) Bilfinger Industrial Services B.V., (ii) Brand Energie B.V., (iii) Xervon B.V., (iv) Sips United B.V. en (v) Altrad Balliauw Steigerbouw B.V.;
  • de witte mobiele Samsung telefoon met nummer K.02.05.009;
  • de contante gelden, te weten € 16.175,00 aan briefgeld en € 387,80 aan muntgeld;
  • de bedrijfswagens met de kenteken: [kenteken1] (Volkswagen Up), [kenteken2] (Volkswagen Up) en [kenteken3] (Peugeot 107)
op te heffen, en indien van toepassing per direct te retourneren, op de door de wet voorgeschreven wijze op straffe van een dwangsom ad € 250.000,00 voor iedere dag, gedeelte van een dag voor een hele gerekend, dat de Staat nalaat aan één van de veroordelingen tot opheffing te voldoen;
de Staat te veroordelen in de proceskosten, althans de Staat te veroordelen in de proceskosten, de hoogte daarvan in goede Justitie te bepalen onder de bepaling dat indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente is verschuldigd;
de Staat te veroordelen in de nakosten van € 199,00, voor het geval de Staat niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen na betekening aan het te dezen te wijzen vonnis heeft voldaan.
3.2.
X Force Services stelt daartoe – kort samengevat – dat de Staat de gevolgen en consequenties van haar handelen niet overziet, dan wel niet goed kan overzien. Hoewel de Staat in beginsel bevoegd is beslag te laten leggen, mag hij deze bevoegdheid niet misbruiken. De beslagen berusten op een juridische of feitelijke misslag. Daarnaast ontstaat door de beslagen een noodtoestand, aangezien het voor X Force Services onmogelijk is om het salaris aan het uitzendpersoneel uit te betalen en X Force Services faillissement zal moeten aanvragen als de beslagen niet opgeheven zullen worden. X Force Services heeft dringend € 500.000,00 nodig teneinde het uitzendpersoneel te kunnen betalen, anders dreigt voor 300 man personeel de WW. Volgens X Force Services zijn de beslagen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en kan continuering van de beslagen niet worden aanvaard. De Staat handelt onrechtmatig door de beslagen in stand te houden. X Force Services heeft een spoedeisend belang.
3.3.
De Staat voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van X Force Services.
4.2.
De civiele rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - is bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen, nu het gaat om een vordering met als grondslag onrechtmatige daad.
4.3.
De civiele rechter dient in beginsel tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering te beslissen indien een andere, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat (vgl. HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1049 en HR 28 februari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0527, NJ 1992/687 Changoe/Staat).
4.4.
Volgens de Staat staat een andere, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open, namelijk de klaagschriftprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Hierbij voert de Staat aan dat er geen sprake is van zodanig bijzondere of buitengewoon spoedeisende omstandigheden dat de uitkomst van de beklagprocedure niet kan worden afgewacht. Niet gebleken is dat X Force Services bij de strafgriffie navraag heeft gedaan op welke termijn haar klaagschrift kan worden behandeld. Daarnaast is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat X Force Services op korte termijn een bedrag van € 500.000,00 aan lonen kan voldoen. Er is niet onderbouwd om welke verplichtingen het gaat, maar slechts een schatting van de betalingsverplichting gegeven. Bovendien is niet onderbouwd dat het spoedeisend belang op meer betrekking heeft dan op het betalen van de lonen.
4.5.
Een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang vergt onder meer een beslissing van de rechter die wordt genomen binnen een - gelet op de omstandigheden van het geval - tijdsbestek dat rechtens nog voldoende aanvaardbaar kan worden geacht. Indien X Force Services in diens procedure ex artikel 552a Sv niet een voldoende tijdige beslissing kan verkrijgen kan de civiele rechter, bij uitzondering, komen tot een inhoudelijk oordeel over diens vordering (vgl. voorzieningenrechter rechtbank Den Haag, 13 juli 2011, NJF 2011/338 en Rb. Groningen 25 augustus 1989, KG 1989/389).
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat X Force Services in de gegeven omstandigheden kan worden ontvangen in haar vordering bij de civiele rechter. Ter zitting heeft X Force Services aangevoerd dat zij telefonisch contact heeft gehad met de strafgriffie. Door de strafgriffie is te kennen gegeven dat het klaagschrift met spoed op een termijn van twee weken behandeld kan worden. De voorzieningenrechter acht dit in de gegeven omstandigheden te lang duren. Duidelijk is dat de nood hoog is bij X Force Services. X Force Services dient uiterlijk 7 februari 2017 de lonen van de werknemers uit te betalen, maar dat is vanwege de beslagen thans niet mogelijk.
4.7.
Inhoudelijk wordt over de vordering als volgt geoordeeld.
4.8.
De (civiele) voorzieningenrechter hanteert -materieel- hetzelfde toetsingskader als in de strafrechtelijke procedure op een klaagschrift ex artikel 552a Sv wordt gehanteerd. Daarbij past de voorzieningenrechter wel het op een civielrechtelijk kort geding toepasselijke procesrecht toe. Het gaat hier immers niet om een procedure bij de strafrechter.
4.9.
De beklagrechter is niet gehouden ambtshalve te onderzoeken of de formaliteiten bij de beslaglegging in acht zijn genomen en hoeft in zijn beschikking evenmin blijk te geven van het onderzoek naar de rechtmatigheid als daarover niet wordt geklaagd (HR 7 juni 2011, LJN BQ3181, HR 7 juni 2011, LJN BQ3183 en HR 30 oktober 2012, LJN BU8735 en BU8737, NJ 2013, 128).
4.10.
Uitgangspunt bij de verdere beoordeling is de beschikking van de Hoge Raad van 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, waarin de Hoge Raad een weergave opneemt van zijn rechtspraak over klaagschriften als hier (materieel) aan de orde. In de beschikking staat onder meer:

Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats,(1) omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven.”
4.11.
De beslagen, zoals reeds genoemd onder rechtsoverweging 3.1, zijn niet gedaan in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar X Force Services (artikel 94 Sv), maar ziet op ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (artikel 94a Sv). Dit artikel luidt, voor zover van belang:
“1 In geval van verdenking van een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen inbeslaggenomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen geldboete.
2 In geval van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen in beslag genomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een naar aanleiding van dat misdrijf op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.”
4.12.
Het standpunt van X Force Services luidt dat de Staat niet weet of X Force Services onjuist gehandeld heeft, dan wel fiscaal gezien boetewaardig heeft gehandeld. De Staat heeft voor de zekerheid conservatoir beslag gelegd voor een bedrag gelijk aan de maximaal op te leggen boete, zonder dat hij heeft aangetoond of onderbouwd welke vergrijpen X Force Services exact zou hebben gepleegd. X Force Services stelt dat het thans prematuur is om vast te stellen en te verdedigen dat het beslagen bedrag de feitelijk te bepalen boete zal zijn. X Force Services acht de beslagen disproportioneel en gevaarzettend.
4.13.
De Hoge Raad heeft hieromtrent in voormelde beschikking geoordeeld:

Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een beslag als bedoeld in artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter te onderzoeken a. of er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
4.14.
De voorzieningenrechter acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan X Force Services een betalingsverplichting in voormelde zin (ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel) zal opleggen. De vraag of X Force Services wederrechtelijk voordeel heeft genoten vergt een onderzoek naar feiten dat de beperkte kaders van een kort gedingprocedure te buiten gaat. De stellingen van X Force Services volstaan niet voor het oordeel dat volstrekt duidelijk is dat er geen betalingsverplichting zal worden aangenomen.
4.15.
Over het beroep van X Force Services op het disproportionele karakter van de inbeslagneming wordt als volgt geoordeeld.
4.16.
Volgens de Memorie van Toelichting kan bij de toets of voldaan is aan de criteria van artikel 94a Sv ook aan de orde komen of het leggen/voortduren van beslag op het voorwerp in kwestie redelijk/proportioneel is. De vraag of het voortduren van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit, of subsidiariteit, komt aan de orde nádat is vastgesteld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan een verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel van een geldbedrag ter ontneming van wederechtelijk verkregen voordeel zal opleggen (HR 2 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:173). De proportionaliteit en de subsidiariteit kunnen derhalve nopen tot opheffing van het beslag ook indien voormelde betalingsverplichting niet hoogst onwaarschijnlijk is.
4.17.
In dit geval acht de voorzieningenrechter weliswaar aannemelijk dat het belang dat gediend is met opheffing van de beslagen groot is, maar dit acht de voorzieningenrechter
- desalniettemin - onvoldoende zwaarwegend voor een ander oordeel.
4.18.
De voorzieningenrechter zal de vordering van X Force Services dus afwijzen.
4.19.
X Force Services zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.434,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt X Force Services in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.434,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.
2027 / 2504