Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding met producties van 6 februari 2016;
- de overgelegde producties (waaronder een klaagschrift ex artikel 552a Sv met producties, van X Force Services van 3 februari 2017);
- het e-mailbericht met producties van de Staat van 6 februari 2017;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota, met producties, van de Staat.
2.De feiten
3.Het geschil
- de bankrekeningen met rekeningnummers [bankrekening1] met een bedrag van € 94.190,86 en op [bankrekening2] met een bedrag van € 12.500,00;
- onder (i) Bilfinger Industrial Services B.V., (ii) Brand Energie B.V., (iii) Xervon B.V., (iv) Sips United B.V. en (v) Altrad Balliauw Steigerbouw B.V.;
- de witte mobiele Samsung telefoon met nummer K.02.05.009;
- de contante gelden, te weten € 16.175,00 aan briefgeld en € 387,80 aan muntgeld;
- de bedrijfswagens met de kenteken: [kenteken1] (Volkswagen Up), [kenteken2] (Volkswagen Up) en [kenteken3] (Peugeot 107)
4.De beoordeling
Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats,(1) omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven.”
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een beslag als bedoeld in artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter te onderzoeken a. of er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.”
816,00