ECLI:NL:HR:2011:BQ3006
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep en tijdige betaling griffierechten
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, op 12 januari 2011 beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 12 oktober 2010. De dagvaarding is op 11 maart 2011 ter rolle van de enkelvoudige kamer uitgeroepen. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd dat de behandeling in cassatie kan worden voortgezet. De Hoge Raad heeft zich vervolgens gebogen over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, met name de vraag of het griffierecht tijdig is betaald. Het griffierecht is door eiser op 8 april 2011 betaald. De Hoge Raad heeft de relevante wetgeving, waaronder artikel 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken, in overweging genomen. Dit artikel bepaalt dat het griffierecht tijdig moet worden betaald om ontvankelijk te zijn in het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor betaling van het griffierecht begint te lopen op de eerste dag na de dag van de terechtzitting. Aangezien het griffierecht tijdig is betaald, heeft de Hoge Raad besloten de zaak naar de rol van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2011 te verwijzen voor voortprocederen. Het arrest is uitgesproken op 29 april 2011 door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en E.J. Numann.