ECLI:NL:HR:2011:BQ2071
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake inkomstenbelasting en handel in opties
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 maart 2010, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen, welke na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep ongegrond, waarna het Hof de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Belanghebbende stelde hiertegen beroep in cassatie in.
De Hoge Raad behandelt de zaak en stelt vast dat belanghebbende, die van 1985 tot en met 31 maart 2003 werkzaam was in de financiële sector, na zijn loondienst eenzelfde soort werkzaamheden voortzette en voor eigen rekening handelde in opties. In 2003 leed hij een verlies van € 68.821 door deze handel en maakte hij € 1.602 aan kosten. Het Hof oordeelde dat het handelen in opties voor belanghebbende geen bron van inkomen opleverde, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij met de handel een meer dan louter speculatief uitzicht op het behalen van voordeel had.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van belanghebbende, die zich richten tegen het oordeel van het Hof, falen. Het oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, en is openbaar uitgesproken op 9 september 2011.