ECLI:NL:HR:2011:BQ2005
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verjaring van strafvervolging in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was aangeklaagd voor het niet hebben van een verzekering voor een motorrijtuig, zoals vereist door de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De tenlastelegging betrof een feit dat zich had voorgedaan op 7 januari 2004. De verdediging stelde dat het recht tot strafvervolging door verjaring was komen te vervallen, omdat er gedurende drie jaren voorafgaand aan de betekening van de mededeling uitspraak op 23 september 2009 geen vervolging had plaatsgevonden.
De Hoge Raad oordeelde dat de termijn van verjaring, zoals bepaald in artikel 70, eerste lid aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht, inderdaad was verstreken. Dit leidde tot de conclusie dat het recht tot strafvordering was vervallen. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest, behoudens voor zover het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Rotterdam was vernietigd, en verklaarde de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
De uitspraak benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om tijdig te handelen in strafzaken. De beslissing van de Hoge Raad is een bevestiging van de rechtsbescherming van verdachten tegen langdurige en onterechtelijke vervolging.