ECLI:NL:HR:2011:BP7980
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Kwijtscheldingswinst en de toetsing aan vrijstellingsvoorwaarden in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003. De belanghebbende, die tot en met 1993 een autobedrijf en een tank- en servicestation exploiteerde, kreeg een aanslag opgelegd die na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. De Rechtbank te Leeuwarden verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de aanslag. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. De Minister van Financiën stelde hierop beroep in cassatie in.
De kern van de zaak betreft de toepassing van artikel 3.13, lid 1, letter a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, dat betrekking heeft op kwijtscheldingswinst. De Hoge Raad oordeelde dat bij kwijtschelding onder opschortende voorwaarde, de toetsing aan de vrijstellingsvoorwaarden moet plaatsvinden op het moment van de (voorwaardelijke) kwijtschelding en niet op het moment van de vervulling van de voorwaarden. Dit betekent dat de situatie ten tijde van de overeenkomst in 1993 bepalend is voor de beoordeling van de kwijtscheldingswinst.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1311. De uitspraak van het Gerechtshof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie van de Minister. De conclusie van de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen, die op 22 februari 2011 tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie had geconcludeerd, werd door de Hoge Raad gevolgd.