ECLI:NL:HR:2010:BL7270
Hoge Raad
- Cassatie
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Kwijtscheldingsvrijstelling en voorwaardelijk prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die op 29 mei 2009 werd gedaan in verband met een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen een aanslag die door de Inspecteur was verminderd. De Rechtbank te Leeuwarden verklaarde het beroep ongegrond, waarna het Hof de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De zaak draait om de vraag of de vrijval van een schuld in 2003 leidt tot vrijgestelde kwijtscheldingswinst volgens artikel 3.13, lid 1, letter a, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende had in 1995 een lening afgesloten met voorwaarden die onder andere een achterstelling van de vordering inhielden. Het Hof oordeelde dat de leden van de coöperatie in 2003 geen voor verwezenlijking vatbare rechten hadden die zij konden prijsgeven, omdat de verplichtingen van de belanghebbende definitief vervielen na de afwikkeling van het boekjaar 2002.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en er werden geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 17 december 2010 en is openbaar uitgesproken.