ECLI:NL:HR:2011:BP6165
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en journalistiek: afweging van belangen bij gebruik van verborgen camera
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Pretium Telecom B.V. en de vereniging TROS. De zaak betreft de uitzending van met een verborgen camera opgenomen beeldmateriaal door TROS, waarin de telefonische verkoopmethoden van Pretium aan de orde werden gesteld. Pretium stelde dat TROS onrechtmatig had gehandeld door deze beelden te gebruiken, maar het hof oordeelde dat de uitzendingen en het gebruik van de verborgen camera niet onrechtmatig waren. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en benadrukte dat bij de afweging van het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de goede naam van Pretium, de omstandigheden in onderling verband moeten worden beschouwd. De Hoge Raad oordeelde dat de journalistieke maatstaven niet als een rechtens aan te leggen criterium kunnen worden gezien, maar wel als een relevante omstandigheid in de afweging. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. Pretium werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een specificatie van de kosten. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de journalistiek en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, vooral in het kader van het gebruik van verborgen camera's in onderzoek naar maatschappelijke misstanden.