ECLI:NL:HR:2011:BO8000

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01883
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek voorarrest in cassatie betreffende toepassing van art. 27 Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1988 en wonende te Apeldoorn, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin verzuimd was om de tijd die hij in verzekering had doorgebracht in mindering te brengen op de opgelegde gevangenisstraf. De advocaat van de verdachte, mr. M.L. Plas, had een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest was gehecht. De Advocaat-Generaal Silvis had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het Hof had nagelaten om artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel terecht was voorgesteld, aangezien het Hof niet had voldaan aan de wettelijke verplichting om de tijd in verzekering in mindering te brengen. De Hoge Raad heeft vervolgens de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor zover het Hof had verzuimd om toepassing te geven aan artikel 27 Sr. De Hoge Raad heeft bepaald dat op de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht. Het beroep werd voor het overige verworpen.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de correcte toepassing van de wetgeving met betrekking tot voorarrest en de rechten van de verdachte. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

1 februari 2011
Strafkamer
Nr. 09/01883
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 24 april 2009, nummer 21/001453-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te Apeldoorn.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover daarbij is verzuimd ter zake van de in verzekering doorgebrachte tijd art. 27, eerste lid, Sr toe te passen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte niet heeft bevolen dat de tijd die door de verdachte in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in mindering wordt gebracht.
2.2. De stukken van het geding houden in dat de verdachte voor de onderhavige strafzaak op 21 maart 2007 om 13.20 uur in verzekering is gesteld en op 22 maart 2007 om 18.00 uur is heengezonden.
2.3. Het Hof heeft nagelaten het in art. 27 Sr bepaalde in acht te nemen. Het middel is dus terecht voorgesteld.
De Hoge Raad zal doen wat het Hof had behoren te doen.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarbij is verzuimd toepassing te geven aan art. 27 Sr;
beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, in mindering zal worden gebracht de tijd welke de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in verzekering heeft doorgebracht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 februari 2011.