ECLI:NL:HR:2011:BO8000
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Aftrek voorarrest in cassatie betreffende toepassing van art. 27 Sr
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1988 en wonende te Apeldoorn, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin verzuimd was om de tijd die hij in verzekering had doorgebracht in mindering te brengen op de opgelegde gevangenisstraf. De advocaat van de verdachte, mr. M.L. Plas, had een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest was gehecht. De Advocaat-Generaal Silvis had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het Hof had nagelaten om artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel terecht was voorgesteld, aangezien het Hof niet had voldaan aan de wettelijke verplichting om de tijd in verzekering in mindering te brengen. De Hoge Raad heeft vervolgens de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor zover het Hof had verzuimd om toepassing te geven aan artikel 27 Sr. De Hoge Raad heeft bepaald dat op de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht. Het beroep werd voor het overige verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de correcte toepassing van de wetgeving met betrekking tot voorarrest en de rechten van de verdachte. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.