ECLI:NL:HR:2011:BO7106

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03725
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij executie zonder positieve opbrengst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen twee eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], en een verweerder, waarbij de eisers in cassatie zijn gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De kern van de zaak draait om de vraag of de houder van een executoriale titel misbruik van recht maakt door tot executie over te gaan, terwijl het bij voorbaat vaststaat dat deze executie geen positieve opbrengst kan opleveren. De Hoge Raad oordeelt dat dit niet zonder meer het geval is, mits kan worden aangenomen dat de debiteur over voldoende middelen beschikt om de vordering te voldoen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat het beroep van de eisers wordt verworpen en dat zij worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.584,34. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer F.B. Bakels, waarbij de andere rechters ook hun bijdrage hebben geleverd aan de beoordeling van de zaak.

Uitspraak

11 februari 2011
Eerste Kamer
09/03725
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. V.K.S. Budhu Lall.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 416680/KG ZA 09-7 van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 5 februari 2009;
b. het arrest in de zaak 200.027.995/01 SKG van het gerechtshof te Amsterdam van 14 juli 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.584,34 in totaal, waarvan € 2.506,09 op de voet van art. 243 Rv. te voldoen aan de Griffier, en € 78,25 te voldoen aan [verweerder].
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 11 februari 2011.