ECLI:NL:HR:2011:BO7106
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Misbruik van recht bij executie zonder positieve opbrengst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen twee eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], en een verweerder, waarbij de eisers in cassatie zijn gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De kern van de zaak draait om de vraag of de houder van een executoriale titel misbruik van recht maakt door tot executie over te gaan, terwijl het bij voorbaat vaststaat dat deze executie geen positieve opbrengst kan opleveren. De Hoge Raad oordeelt dat dit niet zonder meer het geval is, mits kan worden aangenomen dat de debiteur over voldoende middelen beschikt om de vordering te voldoen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat het beroep van de eisers wordt verworpen en dat zij worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.584,34. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer F.B. Bakels, waarbij de andere rechters ook hun bijdrage hebben geleverd aan de beoordeling van de zaak.