Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[B.V. 1] , en
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de heer [vertegenwoordiger appellanten] (hierna: [vertegenwoordiger appellanten] ) namens [appellanten] , bijgestaan door mr. Visser;
- mr. E.J.T. Mulders (kantoorgenoot van mr. Segers) namens [verweerder] en
- mr. J.L. van Maanen namens [belanghebbende] .
3.De beoordeling
- Tussen [verweerder] en [B.V. 1] is een geschil ontstaan over een tussen partijen gesloten koopovereenkomst betreffende een onroerende zaak (een horecapand) nadat asbest in het aangekochte pand is aangetroffen.
- Onder meer [B.V. 1] heeft [verweerder] in rechte betrokken en [verweerder] heeft een tegenvordering (reconventie) ingesteld.
- Bij tussenvonnis van 30 oktober 2019 in de bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant [B.V. 1] in reconventie veroordeeld om aan [verweerder] een bedrag van € 89.995,00 te betalen. Voornoemd vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
- Bij herstelvonnis van 27 november 2019 is het bedrag waarvoor [B.V. 1] is veroordeeld gewijzigd naar € 90.541,00.
- Op 29 januari 2020 is het herstelvonnis aan [B.V. 1] betekend en heeft de deurwaarder executoriaal beslag gelegd op de aandelen die [B.V. 1] als enig aandeelhouder houdt in het kapitaal van [B.V. 2] .
- [B.V. 2] heeft ex artikel 474f Rv aan de deurwaarder – ondanks daartoe bij herhaling te zijn gesommeerd door de deurwaarder – geen schriftelijke mededeling gedaan van vóór het beslag op de beslagen aandelen gevestigde rechten.
- Op 30 januari 2020 is het gelegde beslag overbetekend aan [B.V. 2] .
- Bij verzoekschrift van 27 februari 2020 is namens [verweerder] de Rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht te bepalen dat tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan in de zin van artikel 474g Rv.
- [B.V. 1] heeft geen verweer gevoerd.
- Bij beschikking van 2 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat tot verkoop en overdracht van de aandelen in het kapitaal van [B.V. 2] kan worden overgegaan onder de in de beschikking vermelde voorwaarden. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
- Deze beschikking is op 29 oktober 2020 aan [appellanten] betekend.
- [B.V. 1] heeft bij appeldagvaarding van 27 januari 2020 hoger beroep ingesteld in de bodemzaak tegen het tussenvonnis, tevens gedeeltelijk eindvonnis van 30 oktober 2019 (zaaknummer 200.274.226/01). Ambtshalve heeft het hof inmiddels vastgesteld dat in deze zaak arrest is gewezen op 21 september 2021, waarbij – kort gezegd – het beroep is verworpen.
family officedat onder meer het verstrekken van financieringen, geldleningen en verkrijgen van belangen in andere vennootschappen tot haar dagelijkse bedrijfsvoering rekent. In die hoedanigheid is [belanghebbende] als belanghebbende in deze procedure betrokken. [belanghebbende] heeft op 25 februari 2019 een geldlening van € 5.250.000 verstrekt aan [B.V. 2] . Toen de financiële positie van [B.V. 2] – onder meer als gevolg van de COVID-pandemie – (verder) achteruit ging, heeft [belanghebbende] op 25 juni 2020 de geldlening verhoogd tot € 5.515.000 en nadere afspraken gemaakt met betrekking tot het rentepercentage en de afbetalingsverplichtingen. Per 7 juli 2021 bedraagt de vordering die [belanghebbende] uit hoofde van de geldlening heeft € 6.034.273,23 inclusief rente.
zelfin te kopen, aldus [belanghebbende] .
Wanneer vervolgens de vordering van de pandhouder hoger blijkt te zijn dan de