ECLI:NL:HR:2010:BN7055

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04790
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beschikking inzake kinderalimentatie en draagkracht van de echtgenoot

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De man en de vrouw, die met elkaar gehuwd zijn geweest, zijn de ouders van twee kinderen. De man had met de vrouw afgesproken een bijdrage van € 225 per kind per maand te betalen. De vrouw verzocht echter om een verhoging van deze bijdrage naar € 244,77 per kind per maand, met ingang van 1 december 2007. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, maar in hoger beroep heeft de man aangevoerd dat de echtgenoot van de vrouw onderhoudsplichtig is jegens de kinderen die tot haar gezin behoren. Het hof heeft de stelling van de man in zijn overwegingen betrokken, maar heeft de draagkracht van de echtgenoot van de vrouw niet in zijn beoordeling meegenomen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door de draagkracht van de echtgenoot van de vrouw niet te betrekken bij de verdeling van de onderhoudsverplichtingen. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof verwezen.

Uitspraak

26 november 2010
Eerste Kamer
09/04790
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 299417/F2 RK 08-33 van de rechtbank Rotterdam van 4 september 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.021.576/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 september 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De man en de vrouw, die met elkaar gehuwd zijn geweest, zijn de ouders van [de dochter], geboren op [geboortedatum] 1993, en [de zoon], geboren op [geboortedatum] 1996.
(ii) De man en de vrouw zijn overeengekomen dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten en verzorging van de kinderen een bedrag van € 225,-- per kind per maand zal betalen.
(iii) De vrouw is gehuwd en de beide kinderen behoren tot haar gezin. De man woont samen met zijn partner en haar kind.
3.2 De vrouw heeft verzocht de bijdrage voor de beide kinderen vast te stellen op een bedrag van € 244,77 per kind per maand, zulks met ingang van 1 december 2007.
De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. In hoger beroep heeft de man zich erop beroepen dat de echtgenoot van de vrouw op grond van art. 1:395 BW onderhoudsplichtig is jegens de tot zijn gezin behorende kinderen. Het hof heeft in rov. 8 van zijn beschikking vermeld dat de man deze stelling heeft betrokken. Het hof heeft met betrekking tot de verdeling tussen de ouders vervolgens overwogen (rov. 10) dat, indien beide ouders na de scheiding een inkomen hebben dat hoger is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande, in beginsel de kosten van de minderjarigen over de ouders worden verdeeld naar rato van hun draagkracht, waarbij het hof de partijen als alleenstaanden beschouwt en het daarbij behorende draagkrachtpercentage hanteert. Het hof heeft voorts (in rov. 11) bij de vrouw geen draagkacht aanwezig geacht, "zodat van haar niet kan worden verwacht dat zij bijdraagt in de behoefte van de minderjarigen". Het hof heeft daarbij opgemerkt dat het inkomen van de echtgenoot van de vrouw bij haar inkomen is betrokken door het halveren van de woonlasten aan haar zijde. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3.3 Het middel klaagt terecht dat het hof in zijn rov. 10 en 11 blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting door in zijn beoordeling niet de draagkracht van de echtgenoot van de vrouw te betrekken. Het hof heeft immers vastgesteld dat de man zich op de ingevolge art. 1:395 BW bestaande onderhoudsplicht van de echtgenoot van de vrouw heeft beroepen, zodat diens draagkracht voor de verdeling van de onderhoudsverplichtingen tussen de man en de vrouw niet buiten beschouwing kon worden gelaten, zoals het hof klaarblijkelijk heeft gedaan. Weliswaar heeft het hof het inkomen van de echtgenoot van de vrouw in aanmerking genomen, doch, naar uit de desbetreffende overweging van het hof blijkt, alleen bij de bepaling van de woonlasten van de vrouw en dus slechts in het kader van de beoordeling van haar draagkracht.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 september 2009;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 november 2010.