ECLI:NL:HR:2010:BN4347
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewezenverklaring en vrijspraak in poging tot doodslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1963 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Limburg-Zuid', had beroep in cassatie ingesteld tegen een veroordeling voor poging tot doodslag. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.T. van Berge Henegouwen en mr. S.M. Kurvers, stelde middelen van cassatie voor, die in de schriftuur zijn opgenomen.
De Hoge Raad beoordeelde de klachten van de verdachte, waarbij het eerste middel zich richtte op de bewezenverklaring. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte zich 'tezamen en in vereniging met anderen' schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag, maar had niet bewezen geacht dat dit met voorbedachten rade was gebeurd. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat het Hof niet bewezen achtte dat het schieten met voorbedachten rade was geschied, niet onverenigbaar is met de bewezenverklaring van medeplegen. De Hoge Raad merkte op dat de klacht niet afstuit op de vrijspraak van het cumulatief tenlastegelegde feit, aangezien deze vrijspraak niet onder het cassatieverbod viel.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. De beslissing werd genomen zonder nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.