ECLI:NL:HR:2010:BM9241
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Uitleg van artikel 38, lid 8, Wet IB 1964 inzake vooruitbetaalde onderhoudskosten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X te Z (België), tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 juni 2009, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De belanghebbende had een onroerende zaak die hij als particulier verhuurde. In 2000 en 2001 vond er een verbouwing plaats aan het pand, waarbij ook onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. De kosten die in 2000 zijn gemaakt voor materialen, waarvan een deel pas in 2001 is verwerkt, zijn onderwerp van geschil. Het Hof had geoordeeld dat deze kosten niet aftrekbaar zijn, omdat ze onder de zinsnede 'bij wijze van vooruitbetaling voldane kosten ter zake van onderhoud van een onroerende zaak' vallen, zoals bedoeld in artikel 38, lid 8, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever met de bepaling in artikel 38, lid 8, heeft bedoeld dat vooruitbetaalde kosten voor onderhoud die pas na afloop van het kalenderjaar worden uitgevoerd, niet in aanmerking komen voor aftrek. Dit betekent dat de betalingen die in 2000 zijn gedaan voor materialen die pas in 2001 zijn verwerkt, niet aftrekbaar zijn. De Hoge Raad concludeert dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de kosten niet voor aftrek in aanmerking komen, en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp, M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2010.