ECLI:NL:HR:2010:BM6412
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor omgangsregeling in familierechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De moeder had eerder een verzoek ingediend voor vervangende toestemming op de voet van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, met betrekking tot de omgangsregeling met haar kind. De rechtbank Amsterdam had op 27 mei 2009 een beschikking gegeven, die door het hof op 3 november 2009 werd bekrachtigd. De moeder was het niet eens met de beslissing van het hof en heeft daarop cassatie ingesteld.
De vader, die als verweerder in cassatie optrad, heeft verzocht het beroep van de moeder te verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie ook geadviseerd om het beroep te verwerpen. De advocaat van de moeder heeft hierop gereageerd met een brief op 12 mei 2010.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de moeder in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef.