ECLI:NL:HR:2010:BM6412

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00433
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor omgangsregeling in familierechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De moeder had eerder een verzoek ingediend voor vervangende toestemming op de voet van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, met betrekking tot de omgangsregeling met haar kind. De rechtbank Amsterdam had op 27 mei 2009 een beschikking gegeven, die door het hof op 3 november 2009 werd bekrachtigd. De moeder was het niet eens met de beslissing van het hof en heeft daarop cassatie ingesteld.

De vader, die als verweerder in cassatie optrad, heeft verzocht het beroep van de moeder te verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie ook geadviseerd om het beroep te verwerpen. De advocaat van de moeder heeft hierop gereageerd met een brief op 12 mei 2010.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de moeder in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef.

Uitspraak

9 juli 2010
Eerste Kamer
10/00433
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 420270/FA RK 09-1322 van de rechtbank Amsterdam van 27 mei 2009,
b. de beschikking in de zaak 200.037.814/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 3 november 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 12 mei 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 juli 2010.