ECLI:NL:HR:2010:BM5078

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03479 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof inzake ontnemingsvordering van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat mr. B.P. de Boer. De zaak betrof een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de rechtbank had geoordeeld dat de betrokkene voordeel had genoten door het begaan van strafbare feiten. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Gerechtshof niet voldeed aan de vereisten van artikel 511g, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 359, derde lid, Sv. Deze artikelen vereisen dat de uitspraak van de rechter op een ontnemingsvordering de inhoud van de bewijsmiddelen bevat waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend. De Hoge Raad concludeerde dat het Gerechtshof de uitspraak van de rechtbank ten onrechte had bevestigd, omdat deze niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof, wat de Hoge Raad heeft gevolgd. De zaak wordt nu opnieuw behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

6 juli 2010
Strafkamer
Nr. 08/03479 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 juli 2008, nummer 20/002666-07, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de door het Hof bevestigde uitspraak van de Rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen bevat waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend, zodat het Hof die uitspraak niet had mogen bevestigen.
2.2. De door het Hof bevestigde uitspraak van de Rechtbank houdt het volgende in:
"Dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit de volgende bewijsmiddelen, evenals de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het proces-verbaal nr. PL2030/06-004107 van de politie regio Midden en West Brabant, met alle daarin opgenomen processen-verbaal, alle bijlagen en alle overige daarin opgenomen en daarbij behorende stukken.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad."
2.3. Ingevolge art. 511g, tweede lid, Sv en art. 359, derde lid, Sv dient de uitspraak van de rechter op een vordering als bedoeld in art. 36e Sr op straffe van nietigheid de inhoud te bevatten van de bewijsmiddelen waaraan zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend.
2.4. De door het Hof bevestigde uitspraak van de Rechtbank voldoet niet aan dit vereiste. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 6 juli 2010.