ECLI:NL:HR:2010:BL1485
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. C.M. Peeperkorn, voerde aan dat het Openbaar Ministerie (OM) niet voldoende voortvarend had gehandeld bij de betekening van de verstekmededeling, wat leidde tot een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had verzuimd om een met redenen omklede beslissing te geven op dit verweer, wat op straffe van nietigheid had moeten gebeuren. De Hoge Raad besloot om de zaak zelf af te doen om doelmatigheidsredenen. Hierbij werd vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis. De geldboete werd verminderd tot € 100,- en de duur van de vervangende hechtenis tot 2 dagen. Het beroep werd voor het overige verworpen.