1 Het Hof heeft bij de kwalificatie van feit 6 onder het hoofd "strafbaarheid van het bewezenverklaarde" de woorden "medeplegen van" niet opgenomen. Gelet op de bewezenverklaring van feit 6 en de voor dat feit gebezigde bewijsmiddelen is hier sprake van een kennelijke vergissing.
2 De appelschriftuur is op 30 augustus 2006 bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage binnengekomen, terwijl op 25 augustus 2006 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2006.
3 Op de akte is het desbetreffende hokje overigens niet aangekruist.
4 Uit de stukken volgt overigens niet dat op de dag van de betekening van de dagvaarding (27 december 2007) is gecontroleerd of [getuige 1] gedetineerd was en/of in de GBA stond ingeschreven. Uit een door mij opgevraagd GBA-overzicht van 16 juli 2010 volgt dat [getuige 1] op die dag niet is gedetineerd en dat hij vanaf 28 februari 2007 "zonder vaste woon- of verblijfplaats" is.
5 Zie T.Blom, in Melai/Groenhuijsen (red.), Het Wetboek van Strafvordering, aantek. 5 bij artikel 288 Sv (suppl. 135).
6 Vgl. HR 23 juni 2009, LJN BI2250 en HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002, 317, rov. 3.24 sub a, m.nt. Sch.
7 Vgl. HR 12 september 2006, NS 2006, 392, HR 10 januari 2006, LJN AU7139, HR 15 februari 2005, NS 2005, 85 en HR 25 januari 2005, LJN AR7190, NJ 2006, 411.
8 Art. V, tweede lid, (overgangsbepaling) van de wet van 10 november 2004 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met het horen van getuigen en enkele verwante onderwerpen (Stb. 579), in verbinding met het besluit van 9 december 2004 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van voornoemde wet (Stb. 640).
9 Vgl. HR 8 september 2009, LJN BI4059 en HR 19 juni 2007, LJN AZ1702, NJ 2007, 626, m.nt. PMe, rov. 3.2.5.
10 Vgl. HR 25 maart 2008, LJN BC6007, NJ 2008, 210 en HR 14 maart 2000, LJN ZD1879, NJ 2000, 519.
11 Proces-verbaal van getuigenverhoor van de Raadsheer-Commissaris van 30 juli 2008.
12 Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 oktober 2008.
13 In de door de raadsman van de verdachte ingediende appelschriftuur van 29 augustus 2006 heeft hij aangevoerd dat de verdachte [getuige 2] een aantal vragen wenst te stellen betreffende haar rol bij de bewezenverklaarde feiten, de rol van de verdachte daarbij, de totstandkoming van de feiten en "alle andere vragen die de verdediging relevant acht".
14 De verdachte erkent daarin dat hij [getuige 2] heeft geholpen met het verkopen van XTC-pillen en dat hij met haar heeft afgesproken dat zij minimaal 35 eurocent per verkochte pil zou krijgen.
15 Pleitnotities van 2 oktober 2008, p. 17-20 (nummer 54-55 en 59).
16 In de pleitnota wordt wel verwezen naar een tweetal arresten van de Hoge Raad.
17 Proces-verbaal van getuigenverhoor van de Rechter-Commissaris van 17 augustus 2008.
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte van de Nationale Recherche van 17 augustus 2005, nummer 202154/[A], opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1 en 2] (bewijsmiddel 8).
19 Vgl. HR 13 januari 2009, LJN BF1196, rov. 3, HR 18 november 2008, LJN BG4432, NJ 2009, 118, rov.4, HR 19 december 2006, nr. 03649/05 (niet gepubliceerd) en HR 12 september 2006, LJN AX3862, NJ 2007, 121, m.nt. Sch, rov. 4.
20 In deze verklaring geeft [getuige 1] uitleg over de betekenis van de voor het bewijs gebezigde telefoongesprekken waarbij hij betrokken is geweest (bewijsmiddelen 23a tot en met 29).
21 In deze verklaring zegt [getuige 1] dat hij als tussenpersoon is opgetreden voor de verdachte en ene [betrokkene 4], dat hij via de telefoon voor deze [betrokkene 4] 25.000 XTC-pillen heeft besteld bij de verdachte maar dat de aflevering uiteindelijk niet is doorgegaan.
22 Pleitnotities van 2 oktober 2008, p. 20-23 (nummer 62-67).
23 Vgl. HR 13 januari 2009, LJN BF1196, rov. 3, HR 18 november 2008, LJN BG4432, NJ 2009, 118, rov.4 en HR 16 mei 2006, LJN AU8266, NJ 2007, 119, rov. 4.
24 Het gaat hier om ongeveer 20.761 witte XTC-pillen (4.899,7 gram : 0,236 gram per pil; bewijsmiddel 16) met het logo "R". Deze pillen zijn door de politie in de woning van [betrokkene 2] aangetroffen.
25 Dit betreft 20.000 witte XTC-pillen met het logo "R". Verdachte heeft met [getuige 2] afgesproken dat hij deze pillen voor haar zou verkopen. Daartoe heeft [getuige 2] de pillen naar de woning van de verdachte vervoerd, waarna de verdachte de pillen aan [betrokkene 2] (zijn neef) heeft gegeven, die deze met het oog op de overeengekomen verkoop in zijn woning voor de verdachte heeft bewaard.
26 Zie de op die terechtzitting door de raadsman van de verdachte overgelegde pleitnotities, p. 3-6 (nummer 5-17).
27 Vgl. HR 2 december 2003, LJN AM2520, NJ 2004, 152.
28 Pleitnotities van 2 oktober 2008, p. 30 (nummer 83-85).
29 Vgl. HR 11 april 2006, LJN AU9130, NJ 2006, 393, m.nt. YB, rov. 3.7.1.
30 Pleitnotities van 2 oktober 2008, p. 13-16 (nummer 44-49).
31 Hoogvliet is een deelgemeente van de gemeente Rotterdam.
32 Uit het onderliggende proces-verbaal volgt dat dit is sms-bericht is verzonden naar het nummer [001], volgens bewijsmiddel 3 één van de telefoonnummers van de verdachte. Zie het proces-verbaal van het Regionaal Taktisch Rechercheteam van 17 augustus 2005, nummer 202154/[A] (zaaksproces-verbaal Bulldog p. 53), opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3].
33 Vgl. HR 18 november 2008, LJN BG4432, NJ 2009, 118, m.nt. JR, rov. 5.5, HR 13 november 2007, nr. 00423/07 (niet gepubliceerd), HR 29 mei 2007, LJN BA1631, rov. 5.4, HR 6 juni 2006, LJN AW2475, HR 30 mei 2006, LJN AV6203 en HR 11 april 2006, LJN AU9130, NJ 2006, 393, m.nt. YB, rov. 3.8.2 onder (i).
34 Pleitnotities van 2 oktober 2008, p. 33-36 (nummer 95-109).
35 Daarentegen heeft het Hof dit tijdsverloop bij de afwijzing van het verzoek van de verdediging om [getuige 2] als getuige te horen wel meegewogen door te verwijzen naar "de inmiddels verstreken tijd sinds het instellen van het hoger beroep (ruim twee jaar geleden)". Zie de bespreking van het tweede middel.
36 Vgl. HR 20 april 2010, LJN BL1485, HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008, 358, m.nt. PMe, rov. 3.8 onder a en HR 6 juni 2006, LJN AW2430, NJ 2006, 330.
37 Bij beslissing van 3 juli 2008 heeft het Hof het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van die datum geschorst, terwijl het Hof bij beslissing van 2 oktober 2008 die schorsing heeft verlengd, waarna het Hof bij arrest van 16 oktober 2008 het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 17 oktober 2008 heeft opgeheven.
38 Vgl. HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008, 358, m.nt. PMe, rov. 3.5.3.