ECLI:NL:HR:2010:BK8926
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak en het recht op het laatste woord
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, maar het Hof had geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep omdat hij niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen na de uitspraak van het vonnis had gereageerd. De verdachte was op de hoogte van de zitting in eerste aanleg, maar had om financiële redenen niet kunnen verschijnen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof, maar het Hof handhaafde zijn beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof correct had gehandeld door de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde te stellen en dat de verdachte in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt toe te lichten voor de sluiting van het onderzoek, wat in overeenstemming was met artikel 283, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het middel van de verdachte, dat het Hof had verzuimd hem het laatste woord te geven, werd verworpen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het Hof.