ECLI:NL:HR:2005:AS7542
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep en schending van het recht op verdediging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Hof had geoordeeld dat hij afstand had gedaan van zijn recht om hoger beroep in te stellen. De verdachte, geboren op Curaçao in 1974, had echter gesteld dat hij geen afstand had gedaan van dit recht. De advocaat-generaal had geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zou vernietigen en de zaak zou terugwijzen naar het Gerechtshof, zodat opnieuw kon worden beslist over de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt toe te lichten tijdens de zitting in hoger beroep. Dit was in strijd met artikel 283, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de verdachte recht heeft om zijn standpunt te verdedigen. Het Hof had de verdachte niet de kans gegeven om te reageren op de stelling dat hij afstand had gedaan van zijn recht, wat leidde tot de conclusie dat het onderzoek nietig was. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op verdediging en de noodzaak voor de rechter om de verdachte de gelegenheid te geven zijn standpunt toe te lichten, vooral in zaken waar de ontvankelijkheid in het geding is. De Hoge Raad bevestigde dat het niet naleven van deze procedurele waarborgen kan leiden tot nietigheid van het onderzoek en de uitspraak.