ECLI:NL:HR:2010:BK4935

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05080
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een minderjarig kind en rechtsmacht van de Nederlandse rechter

In deze zaak heeft de vrouw op 1 maart 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Arnhem, waarin zij verzocht om te verklaren dat de erkenning van haar minderjarige kind, gedaan door de man op 11 oktober 2003 te Straatsburg, nietig is. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van het kind. De rechtbank heeft op 15 juni 2004 een curator benoemd en de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen. Na het uitbrengen van rapport en advies heeft de rechtbank op 30 juni 2005 toestemming verleend voor de erkenning door de man, maar het verzoek van de man om erkenning werd afgewezen.

De vrouw heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De curator heeft in zijn verweerschrift tevens incidenteel appelschrift ingediend, waarin hij verzocht om de erkenning nietig te verklaren. Het hof heeft op 9 september 2008 de beschikking van de rechtbank vernietigd en verklaard dat de erkenning door de man nietig is, en het verzoek van de man om toestemming voor erkenning afgewezen.

Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen.

Uitspraak

22 januari 2010
Eerste Kamer
08/05080
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
2. mr. R.P. ZWARTS, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator over het thans nog minderjarige kind [het kind],
kantoorhoudende te Arnhem,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man, de vrouw en de curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 1 maart 2004 ter griffie van de rechtbank Arnhem ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de, door de man op 11 oktober 2003 te Straatsburg gedane erkenning, van het minderjarige kind [het kind] (hierna: [het kind]) nietig is.
De man heeft het verzoek bestreden en zelfstandig verzocht hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [het kind].
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 15 juni 2004 de curator als zodanig benoemd en bij tussenbeschikking van 29 juli 2004 de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek in te stellen zoals omschreven in rov. 6 van de tussenbeschikking. Nadat de Raad voor de Kinderbescherming rapport en advies had uitgebracht, heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 30 juni 2005 toestemming verleend tot erkenning door de man van [het kind] en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen de eindbeschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De curator heeft bij verweerschrift tevens incidenteel appelschrift verzocht de eindbeschikking van het hof te vernietigen en te verklaren dat de door de man op 11 oktober 2003 te Straatsburg gedane erkenning nietig is.
Na een tussenbeschikking van 23 mei 2006 heeft het hof bij eindbeschikking van 9 september 2008 in het principaal en incidenteel beroep de bestreden beschikking vernietigd en, opnieuw beschikkende, voor recht verklaard dat de door de man op 11 oktober 2003 te Straatsburg gedane erkenning nietig is, het verzoek van de man hem toestemming te verlenen [het kind] te erkennen alsnog afgewezen en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De curator heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 januari 2010.