Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2013 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vervangende toestemming voor erkenning van een kind door de man, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft. De man en de vrouw, die samen een affectieve relatie hebben gehad, zijn betrokken bij een geschil over de erkenning van hun kind, [minderjarige 2]. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en is alleen belast met het gezag over het kind. De man heeft een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in Nederland en heeft verzocht om toestemming om [minderjarige 2] te erkennen, wat door de rechtbank Utrecht eerder was toegestaan. Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd op basis van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, aangezien de man op het moment van indiening van het verzoek in Nederland woonde.
Het hof heeft ook vragen geformuleerd voor het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de gevolgen van de erkenning voor de nationaliteit van [minderjarige 2] en de mogelijke implicaties van de Nigeriaanse nationaliteit. Het hof heeft besloten dat het IJI uiterlijk op 20 december 2013 schriftelijk antwoord moet geven op deze vragen. De kosten van het IJI zullen ten laste van de Rijkskas worden gebracht, gezien het belang van het onderzoek voor [minderjarige 2]. De beslissing van het hof houdt iedere verdere beslissing aan, totdat het IJI zijn advies heeft ingediend.