ECLI:NL:HR:2009:BI7139

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01123
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorlopige beslissing partneralimentatie en niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een voorlopige beslissing over partneralimentatie. De vrouw had in 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Almelo, waarin zij echtscheiding en een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de man vroeg. De rechtbank sprak de echtscheiding uit en bepaalde dat de man € 1.250,-- per maand aan de vrouw moest betalen. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat de echtscheiding bevestigde maar de alimentatie verlaagde naar € 702,-- per maand, met een voorlopige beslissing die aan de definitieve uitspraak was onderworpen.

De man stelde cassatie in tegen de beschikking van het hof, maar de Advocaat-Generaal adviseerde tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de voorlopige beslissing van de alimentatierechter geen onherroepelijk karakter heeft en dat het beroep in cassatie pas kan worden ingesteld na de eindbeschikking. De Hoge Raad verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep, omdat het hof niet anders had bepaald en de man zijn beroep niet tijdig had ingesteld.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in alimentatiezaken en de voorwaarden waaronder cassatie kan worden ingesteld. De beslissing van de Hoge Raad is een bevestiging van de regels omtrent voorlopige beslissingen en de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in het civiele recht.

Uitspraak

25 september 2009
Eerste Kamer
08/01123
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 1 juli 2005 ter griffie van de rechtbank Almelo ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd:
- echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
- te bevelen dat partijen overgaan tot het verdelen van de huwelijksgoederengemeenschap;
- de man te veroordelen tot een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw van € 1.500,-- per maand, maandelijks bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen.
De man heeft het verzoek tot partneralimentatie bestreden.
Na mondelinge behandeling heeft de rechtbank bij beschikking van 7 december 2005 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de partijen bevolen om, zodra de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, met elkaar over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Voorts heeft de rechtbank het bedrag dat de man aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud bepaald op € 1.250,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij tussenbeschikking van 2 januari 2007 de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover daarin echtscheiding is uitgesproken en iedere verdere beslissing aangehouden. Bij beschikking van 11 december 2007 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd voorzover een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw is vastgesteld en, opnieuw beschikkende, bepaald dat de man met ingang van 19 april 2007 voorlopig, totdat het hof anders heeft beslist, een bedrag van € 702,-- per maand zal voldoen als bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw en iedere verdere beslissing aangehouden.
De beschikking van het hof van 11 december 2007 is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof van 11 december 2007 heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in het door hem ingestelde cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1I n het dictum van de bestreden beschikking heeft het hof bepaald dat de man met ingang van 19 april 2007, dit is de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven, voorlopig, totdat het hof anders heeft beslist, € 702,-- per maand zal voldoen als bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking tot zover, alsmede dat de man en de vrouw zich dienen uit te laten over de door het hof vermelde kwesties, en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.2 Een dergelijke voorlopige beslissing van de alimentatierechter kan ook na effectuering daarvan in haar gevolgen ongedaan worden gemaakt door de definitieve beslissing en heeft in zoverre dus geen onherroepelijk karakter. Met die voorlopige beslissing wordt dan ook niet omtrent enig deel van het verzochte een einde aan het geding gemaakt, zodat het gaat om een tussenbeschikking.
3.3 Ingevolge art. 401a lid 2 Rv. in verbinding met art. 426 lid 4 Rv. kan beroep in cassatie van de bestreden beschikking dus slechts tegelijk met het beroep tegen de eindbeschikking worden ingesteld, aangezien het hof niet anders heeft bepaald. De man dient dan ook in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn beroep. .
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 september 2009.