ECLI:NL:HR:2009:BI5113
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en bewijsaanbod
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag werd vergezeld van een verhoging van de nageheven belasting met honderd procent, waarvan de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag vijftig procent heeft kwijtgescholden. De Inspecteur verklaarde het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging niet-ontvankelijk. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Inspecteur voor verdere behandeling van het bezwaar.
De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en belanghebbende opnieuw niet-ontvankelijk verklaarde in het bezwaar. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof het bewijsaanbod van belanghebbende om de accountant als getuige te horen, ten onrechte heeft gepasseerd. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven en dat verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam noodzakelijk is voor verdere behandeling van de zaak.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure, wat gevolgen kan hebben voor de verhoging van de naheffingsaanslag. De Hoge Raad gelast dat de Staat de kosten van het geding in cassatie vergoedt aan belanghebbende, inclusief het griffierecht en de kosten voor rechtsbijstand. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 29 mei 2009.