ECLI:NL:HR:2009:BH5707
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Poging tot uitvoer van 200 kg weed buiten Nederland
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarin de verdachte, [HV], werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 200 kilogram weed. De feiten dateren van 26 maart 2002, toen de verdachte en zijn mededaders op de parkeerplaats van het Tulip Inn hotel in Naarden werden aangehouden. De politie vond in een Mercedes Vito bestelbus een viertal kartonnen dozen met daarin pakketten weed. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de drugsdeal en stelde dat hij op het parkeerterrein was om geld te overhandigen aan een andere persoon. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de drugsdeal vast te stellen.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte niet naar de eisen der wet had onderbouwd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot feit 1 en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De Hoge Raad concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de stelling dat de verdachte en zijn mededaders daadwerkelijk 200 kilogram weed buiten Nederland hadden willen brengen, en dat de gedragingen van de verdachte niet als zodanig konden worden aangemerkt.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om ernstige beschuldigingen zoals drugshandel. De zaak illustreert ook de complexiteit van het bewijs in strafzaken, waar getuigenverklaringen, tapgesprekken en andere bewijsmiddelen samen moeten komen om tot een overtuigende conclusie te komen.