ECLI:NL:HR:2009:BH3321
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- P. Lourens
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Omkering van de bewijslast en de grondslag van de boete in vennootschapsbelastingzaken
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2000 en de daarbij opgelegde boeten. De Inspecteur had de aanslag en de boetebeschikkingen gehandhaafd na bezwaar, waarna de Rechtbank te Haarlem het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde, de uitspraken van de Inspecteur vernietigde, maar de aanslag handhaafde en de boeten verminderde. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad oordeelt dat het beroep in cassatie gegrond is, en vernietigt de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend wat betreft de boete. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest. De Hoge Raad gelast ook dat de Staat het griffierecht van € 428 aan belanghebbende vergoedt en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De Hoge Raad behandelt de middelen van cassatie en concludeert dat het Hof ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de hoogte van de verschuldigde belasting is vastgesteld met toepassing van de omkering en verzwaring van de bewijslast. Dit leidt tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven, en dat verwijzing noodzakelijk is. De proceskosten worden aan de Staatssecretaris van Financiën opgelegd, met de mogelijkheid voor het verwijzingshof om een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof toe te kennen aan belanghebbende.