Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
1.Ontstaan en loop van het geding
- een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .V.37) Vpb, gedagtekend op 13 december 2008 en berekend naar een belastbare winst van € 124.280 en een belastbaar bedrag van € 124.280, alsmede bij beschikking een boete van € 20.814. Daarnaast is bij beschikking € 9.311 aan heffingsrente in rekening gebracht. Bij beschikking is het eerder vastgesteld verlies over het jaar 2003 herzien en vastgesteld op € 0;
- een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000] .V.38) Vpb, gedagtekend op 31 december 2008 en berekend naar een belastbare winst van € 531.431 en een belastbaar bedrag van € 531.431, alsmede bij beschikking een boete van € 70.233. Daarnaast is bij beschikking € 31.801 aan heffingsrente in rekening gebracht.
2.Feiten
€ 175.500
4.624
- 349.473
€ 407.151
16.224
€ 151.000
€ 945.998
50%op te leggen.
16.574³
464.429
€ 776.145
50%op te leggen.
3.Geschil
- verweerder beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt;
- de (navorderings)aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
.
6.Beslissing
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het niet-tijdig nemen van uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de navorderingsaanslagen Vpb 2000 en 2001 ongegrond;
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de belastingaanslagen Vpb 2003, 2004, 2005 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de belastingaanslagen Vpb 2003, 2004 en 2005;
- vermindert de belastingaanslagen Vpb 2003, 2004, 2005 tot belastingaanlsagen berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van respectievelijk € 342.931, € 670.166 en € 675.567;
- bepaalt dat verweerder de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig vermindert;
- bepaalt dat verweerder de boetes dienovereenkomstig vermindert en de boetes verder vermindert met 25% met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.208;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van tweemaal € 297 en eenmaal € 288, totaal € 882, vergoedt.