ECLI:NL:HR:2009:BG9210
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake nietigheid dagvaarding en overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 12 oktober 2006 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1970 en wonende te [woonplaats], heeft beroep ingesteld tegen de verwerping van zijn beroep op nietigheid van de dagvaarding. De verdediging werd gevoerd door mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd tot drie jaren en vier maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten.
Daarnaast werd in het vierde middel geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond was, aangezien meer dan twee jaren waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk beslist dat, nu er geen grond aanwezig was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, de beslissing als volgt moest worden geformuleerd. Het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.