ECLI:NL:HR:2009:BG4245
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verzoek om aanvulling processtukken in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.A. Oliemans, had beroep ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 13 februari 2007 was gewezen. De raadsman stelde dat de processtukken niet volledig waren en verzocht om aanvulling. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de raadsman geen schriftelijk verzoek om aanvulling had ingediend bij de rolraadsheer, zoals vereist volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit gebrek aan een verzoek leidde ertoe dat de klacht niet tot cassatie kon leiden.
De Hoge Raad beoordeelde de middelen die door de raadsman waren voorgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen geen rechtsvragen opriepen die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse, die had gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof, werd niet gevolgd.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van het Gerechtshof. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.