ECLI:NL:HR:2009:BG4245

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11387
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verzoek om aanvulling processtukken in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.A. Oliemans, had beroep ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 13 februari 2007 was gewezen. De raadsman stelde dat de processtukken niet volledig waren en verzocht om aanvulling. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de raadsman geen schriftelijk verzoek om aanvulling had ingediend bij de rolraadsheer, zoals vereist volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit gebrek aan een verzoek leidde ertoe dat de klacht niet tot cassatie kon leiden.

De Hoge Raad beoordeelde de middelen die door de raadsman waren voorgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen geen rechtsvragen opriepen die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse, die had gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof, werd niet gevolgd.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van het Gerechtshof. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.

Uitspraak

27 januari 2009
Strafkamer
nr. 07/11387
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 februari 2007, nummer 22/002252-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.A. Oliemans, advocaat te Bergen op Zoom, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande beroep te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat zich bij de op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken niet een aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv bevindt, zodat moet worden aangenomen dat die aanvulling niet is opgemaakt.
3.2. Een raadsman die bevindt dat de processtukken niet volledig zijn, moet binnen de in art. 437, tweede lid, Sv genoemde termijn schriftelijk een verzoek om aanvulling indienen bij de rolraadsheer (vgl. HR 15 juni 2004, LJN AO8819, NJ 2004, 465 en - thans ook - art. IV lid 3 van het Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad 2008, Stcrt. 147). In het onderhavige geval is niet gebleken dat de raadsman een dergelijk verzoek heeft ingediend, zodat de klacht niet tot cassatie kan leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 27 januari 2009.