ECLI:NL:HR:2009:BG4240
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het aanwezigheidsrecht in strafzaken met betrekking tot de appelakte en GBA-adres van de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de beoordeling van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in het kader van een hoger beroep. De appelakte vermeldde een adres dat niet het actuele GBA-adres van de verdachte was. De verdachte had op de datum van opmaak van de appelakte, 17 maart 2006, een ander adres dan het in de akte vermelde adres. De griffier had de comparant erop gewezen dat het mogelijk was een afwijkend adres op te geven, maar dit was niet gedaan. De appeldagvaarding was aan de griffier betekend en naar het nieuwe GBA-adres van de verdachte verzonden, maar het Hof oordeelde dat het in de appelakte vermelde adres het oude, achterhaalde GBA-adres was en niet kon worden beschouwd als een geldig adres volgens artikel 588a Sv.
De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte in cassatie beoordeeld. Het eerste middel klaagde dat het Hof ten onrechte de behandeling van de zaak niet heeft aangehouden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld over het adres in de appelakte en dat het niet nodig was om de behandeling aan te houden. Het tweede middel werd eveneens verworpen zonder nadere motivering, omdat het geen rechtsvragen opwierp die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef.