ECLI:NL:PHR:2009:BH3678
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Geldigheid betekening dagvaarding in hoger beroep en verstekverlening
In deze zaak gaat het om de geldigheid van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep en de vraag of verstek terecht is verleend. De verdachte was op 23 mei 2004 aangehouden en had bij de politie opgegeven te wonen op het adres [a-straat 1] te [woonplaats]. De dagvaarding in eerste aanleg was op 20 september 2005 in persoon uitgereikt aan de verdachte in het Detentiecentrum Zeist. De verdachte had op 25 november 2005 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 14 november 2005. De dagvaarding in hoger beroep was echter op 7 april 2006 uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te Amsterdam, omdat er geen woon- of verblijfplaats van de verdachte bekend was.
De Hoge Raad herhaalt in zijn arrest relevante overwegingen over de betekening van dagvaardingen. Indien de verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, is de betekening geldig als de dagvaarding is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank waar de zaak dient. Echter, als er geen poging is gedaan om de dagvaarding uit te reiken op een adres dat als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte kan gelden, kan de betekening nietig zijn. In dit geval blijkt uit de stukken dat de verdachte op het moment van betekening geen adres had, maar dat zij eerder een adres had opgegeven dat niet meer dan anderhalf jaar oud was.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet zonder meer verstek had kunnen verlenen, omdat het oordeel dat het door de verdachte opgegeven adres achterhaald was, niet begrijpelijk is zonder nadere motivering. De middelen van cassatie slagen, en de Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest behoudens voor zover het vonnis waarvan beroep is vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar het Hof of naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling van het hoger beroep.