ECLI:NL:HR:2009:BD3571
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- P. Lourens
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en bewijs van intracommunautaire levering
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Minister van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting aan X B.V. was opgelegd. De naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997, waarbij ook een verhoging van de nageheven belasting van 100 procent was opgelegd. De Inspecteur had deze naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraken van de Inspecteur, evenals de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De Minister ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat het bewijs was geleverd dat de goederen naar een andere lidstaat, in dit geval België, waren vervoerd. De Hoge Raad stelde vast dat de niet-gedocumenteerde verklaring van een transportbedrijf niet als bewijs kon dienen en dat de Belgische belastingdienst geen standpunt had ingenomen over het daadwerkelijke vervoer van de goederen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de boetebeschikking, het griffierecht en de proceskosten, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van adequaat bewijs bij intracommunautaire leveringen en de voorwaarden waaronder het nultarief voor omzetbelasting kan worden toegepast. De Hoge Raad bevestigde dat de belastingplichtige moet kunnen aantonen dat de goederen daadwerkelijk naar een andere lidstaat zijn vervoerd, en dat dit bewijs moet blijken uit boeken en bescheiden.