ECLI:NL:HR:2008:BD1604
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Vervolgbeslissing in prejudiciële zaak over bewijslast nultarief intracommunautaire levering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van Twoh International B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de bewijslast voor het nultarief bij intracommunautaire leveringen. De Hoge Raad heeft eerder, op 22 april 2005, een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de interpretatie van de Zesde richtlijn inzake omzetbelasting. Het Hof van Justitie heeft op 27 september 2007 geoordeeld dat belastingautoriteiten niet verplicht zijn om inlichtingen in te winnen bij andere lidstaten over de aankomst van goederen. Dit arrest heeft geleid tot de beoordeling van de bewijslast die op de leverancier rust om aan te tonen dat goederen daadwerkelijk naar een andere lidstaat zijn vervoerd.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof van Justitie heeft verduidelijkt dat de belastingplichtige moet aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van het nultarief, maar dat er geen speciale eisen aan het bewijs zijn gesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat het woord 'blijkt' in artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit moet worden uitgelegd als 'overtuigend wordt aangetoond'. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de Staatssecretaris van Financiën moet worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en dat de Staat het griffierecht aan de belanghebbende moet vergoeden. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om adequaat bewijs te leveren voor intracommunautaire leveringen, zonder dat er onredelijke bewijsvereisten worden opgelegd.