ECLI:NL:HR:2009:BD1031
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van uitspraak Gerechtshof inzake kapitaalsbelasting en vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X N.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 augustus 2006. De zaak betreft een geschil over kapitaalsbelasting, waarbij de belanghebbende, X N.V., bezwaar had gemaakt tegen een door de Inspecteur opgelegde belasting. Het Hof had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarop de belanghebbende in cassatie ging. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel had geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en tot verwijzing van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte als uitgangspunt had genomen dat voor de toepasselijkheid van de bedrijfsfusievrijstelling vereist was dat het ingebrachte na de inbreng als een materiële onderneming moest worden aangemerkt. De Hoge Raad stelde vast dat de inbreng van beleggingen door de verzekeringsmaatschappij niet voldeed aan de voorwaarden voor de vrijstelling. Daarnaast werd het beroep op het vertrouwensbeginsel door het Hof verworpen, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten onderzoeken of het vertrouwen dat door de Inspecteur was gewekt, gerechtvaardigd was. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 966 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en werd het griffierecht van € 422 aan de belanghebbende vergoed.