ECLI:NL:HR:2009:BC1585
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Vrijstelling van omzetbelasting voor intracommunautaire verwerving van tandprothesen
In deze zaak gaat het om de vraag of de intracommunautaire verwerving van tandprothesen vrijgesteld is van omzetbelasting. De belanghebbende, X B.V., kreeg over het tijdvak van 1 januari 1999 tot en met 30 november 2002 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de naheffingsaanslag. De Minister van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat de vrijstelling van omzetbelasting voor tandprothesen niet beperkt wordt door bijzondere voorwaarden die bij algemene maatregel van bestuur zijn gesteld. De Hoge Raad bevestigde dat de Wet op de omzetbelasting 1968, in samenhang met de Zesde richtlijn, de belanghebbende recht geeft op vrijstelling van omzetbelasting voor de intracommunautaire verwerving van tandprothesen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de vrijstelling van omzetbelasting in relatie tot intracommunautaire verwervingen en bevestigt dat de wetgeving op dit gebied niet mag worden ondermijnd door lagere regelgeving. Dit arrest biedt duidelijkheid voor belastingplichtigen die tandprothesen intracommunautair verwerven en de toepassing van de vrijstelling van omzetbelasting.