ECLI:NL:HR:2008:BF8932
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep vader niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang door verstreken termijn van machtiging
In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 31 januari 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage om de vier minderjarige kinderen uit het ontbonden huwelijk van de vader en de moeder onder toezicht te stellen. De vader heeft dit verzoek bestreden. De kinderrechter heeft op 13 maart 2007, na mondelinge behandeling, de minderjarigen onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar. De vader heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 december 2007 de beschikking van de kinderrechter heeft bekrachtigd. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ondertoezichtstelling op 13 maart 2008 is afgelopen, waardoor de vader geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, ook al heeft de vader in zijn cassatierekest opgemerkt dat de rechtbank de ondertoezichtstelling inmiddels heeft verlengd. Dit is niet relevant, omdat het cassatieberoep zich niet richt tegen de verlengingsbeschikking en de vader geen verdere mededelingen heeft gedaan over de gronden waarop deze berust.
De Hoge Raad heeft op 19 december 2008 uitspraak gedaan en de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.