ECLI:NL:HR:2008:BF8932

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01225
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep vader niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang door verstreken termijn van machtiging

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 31 januari 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage om de vier minderjarige kinderen uit het ontbonden huwelijk van de vader en de moeder onder toezicht te stellen. De vader heeft dit verzoek bestreden. De kinderrechter heeft op 13 maart 2007, na mondelinge behandeling, de minderjarigen onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar. De vader heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 december 2007 de beschikking van de kinderrechter heeft bekrachtigd. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ondertoezichtstelling op 13 maart 2008 is afgelopen, waardoor de vader geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, ook al heeft de vader in zijn cassatierekest opgemerkt dat de rechtbank de ondertoezichtstelling inmiddels heeft verlengd. Dit is niet relevant, omdat het cassatieberoep zich niet richt tegen de verlengingsbeschikking en de vader geen verdere mededelingen heeft gedaan over de gronden waarop deze berust.

De Hoge Raad heeft op 19 december 2008 uitspraak gedaan en de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
08/01225
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. Z.B. Gyömörei,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de Raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 31 januari 2007 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de Raad zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de vier minderjarige kinderen uit het ontbonden huwelijk van de vader met de moeder van de kinderen onder toezicht te stellen.
De vader heeft het verzoek bestreden.
De kinderrechter heeft, na mondelinge behandeling, bij beschikking van 13 maart 2007 uitvoerbaar bij voorraad de minderjarigen van 13 maart 2007 tot 13 maart 2008 onder toezicht gesteld.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 19 december 2007 heeft het hof, na mondelinge behandeling, de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage bij beschikking van 13 maart 2007 de vier minderjarige kinderen van de vader met ingang van 13 maart 2007 voor de duur van een jaar onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland gesteld. Op het door de vader ingestelde hoger beroep heeft het hof bij beschikking van 19 december 2007 de beschikking waarvan beroep bekrachtigd. Nu de ondertoezichtstelling op 13 maart 2008 is afgelopen, heeft de vader geen belang meer bij zijn cassatieberoep, zodat hij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.2 Aan het voorgaande doet niet af dat de vader in zijn cassatierekest onder 3 heeft opgemerkt, dat de rechtbank inmiddels de ondertoezichtstelling met een jaar heeft verlengd, nu het cassatieberoep zich niet mede tegen de (door de vader niet overgelegde) verlengingsbeschikking richt en door de vader over de gronden waarop deze berust geen nadere mededelingen zijn gedaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.