ECLI:NL:PHR:2008:BF8932
Parket bij de Hoge Raad
- mr. Wuisman
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep vader niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang door verstreken termijn van ondertoezichtstelling
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een vader tegen een beschikking van het hof 's-Gravenhage, waarin de ondertoezichtstelling van zijn vier minderjarige kinderen werd bekrachtigd. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld door de rechtbank op 13 maart 2007 en gold tot 13 maart 2008. De vader heeft zijn cassatieberoep ingesteld na het verstrijken van deze termijn, maar stelt dat de ondertoezichtstelling inmiddels is verlengd. Het hof heeft in zijn beschikking van 19 december 2007 geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was vanwege de emotionele problemen van de kinderen en de onvermogen van de ouders om adequaat te communiceren.
De Hoge Raad overweegt dat het cassatieberoep weliswaar binnen de termijn is ingesteld, maar dat de termijn van de ondertoezichtstelling inmiddels is verstreken. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen belang meer is bij de beoordeling van de beschikking. De Hoge Raad wijst erop dat het vaste rechtspraak is dat een cassatieberoep tegen een beslissing waarin een termijn voor een maatregel is vastgesteld, niet-ontvankelijk moet worden verklaard als de termijn inmiddels is verstreken, ongeacht of er een verlenging heeft plaatsgevonden.
De vader heeft in zijn verzoekschrift geen relevante punten aangevoerd die een inhoudelijke bespreking rechtvaardigen. De conclusie van de Hoge Raad is dan ook dat het cassatieberoep van de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard, zonder dat er verder inhoudelijk op de klachten wordt ingegaan.