ECLI:NL:HR:2008:BF5578
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van de inleidende dagvaarding in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de geldigheid van de inleidende dagvaarding in een strafzaak. Het Hof had de inleidende dagvaarding nietig verklaard, omdat deze niet op het juiste adres was uitgereikt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de appelrechter geen rekening mag houden met gegevens die na de betekening van de dagvaarding bekend zijn geworden. Volgens artikel 422, eerste lid (oud) van het Wetboek van Strafvordering, dient de beraadslaging over de geldigheid van de inleidende dagvaarding ook te geschieden op basis van het onderzoek tijdens de terechtzitting in hoger beroep. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de Hoge Raad heeft dit oordeel gevolgd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van de zaak op het bestaande hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij de betekening van dagvaardingen en de gevolgen van eventuele fouten in dit proces voor de rechtsgeldigheid van de dagvaarding.