ECLI:NL:HR:2008:BF3941
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onvoldoende klachten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G. Evers, had beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 27 oktober 2006 het eindvonnis van de rechtbank had bekrachtigd. De rechtbank had op 20 augustus 2003 de eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.380,--, vermeerderd met wettelijke rente, en had de vordering in reconventie afgewezen. De eiser had in zijn cassatieprocedure aangevoerd dat het middel voldeed aan de eisen voor cassatie, maar de Hoge Raad oordeelde dat het middel niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten tegen de bestreden beslissing niet begrijpelijk waren en verklaarde de eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep. Tevens werd de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil werden begroot. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen aan cassatiemiddelen verduidelijkt en de gevolgen van niet-ontvankelijkheid in cassatie benadrukt.